Ter plaatse van veel onderzoekslocaties zijn binnen de maximale verstoringsdiepte van 1,0 m -Mv geen archeologische relevante niveaus aanwezig. Bij locaties 6 (2C-006), 11 (2C-011), 12 (2C-012), 15 (2C-015) en 18 (2C-018) is steigeraarde, een laatmiddeleeuwse of nieuwetijdse stadslaag, aanwezig op een diepte variërend van 0,5 tot 0,9 m -Mv. In boringen 10 (2C- 010) en 14(2C-014) is mogelijk een archeologische (stads)laag aanwezig op 0,5 m -Mv. In boringen 22 (2L-001), 24 (2L-003) en 25 (2l-011) bevindt de top van de natuurlijke kleiafzettingen zich op een diepte van respectievelijk 1,0, 0,85 en 1,1 m -Mv. Alleen bij boring 24 bevindt de top van de klei zich binnen de geplande verstoringsdiepte. Hierin zijn echter geen archeologische indicatoren aangetroffen. De vegetatiehorizont in boring 25 is een archeologisch relevant niveau dat mogelijk te koppelen is aan bewoning in de IJzertijd, Romeinse tijd of de Middeleeuwen. Maar het niveau bevindt zich niet binnen de maximale geplande verstoringsdiepte.