In opdracht van de gemeente Horst aan de Maas heeft RAAP op 8 en 9 oktober 2021 een
archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek en een verkennend booronderzoek
uitgevoerd m.b.t. plangebied Meterikse Veld te Meterik, gemeente Horst aan de Maas. Het onderzoek
vond plaats in het kader van een omgevingsvergunning. In het plangebied is woningbouw gepland.
Landschap en bodem
Het plangebied ligt op een grote dekzandrug waarvan de hoogte geleidelijk in noordelijke richting
oploopt. In het zuiden grenst het plangebied aan het dal van de Kabroekse Beek. De bodemopbouw
bestaat van nature uit een moderpodzol, maar door menselijk handelen is hier een humeus plaggendek
op ontstaan. Daardoor is nu sprake van een hoge zwarte enkeerdgrond en een laarpodzol. De
scheiding tussen beide bodemtypen, en daarmee de dikte van het plaggendek, loopt grofweg noordzuid door het hart van het plangebied. Het plaggendek ligt op het moedermateriaal (geel dekzand) of
een moderpodzol-B-horizont, maar met name in de noordelijke helft van het plangebied is een grijze
oude akkerlaag aanwezig aan de basis van het plaggendek.
Archeologie en bouwhistorie
Uit het plangebied zijn geen archeologische vindplaatsen en bouwhistorische resten bekend. In de
directe omgeving van het plangebied is op verschillende plekken in het verleden archeologisch
onderzoek uitgevoerd. Het belangrijkste is een opgraving centraal op het Meterikse Veld. Daarbij zijn -
voor de regio zeer belangrijke - nederzettingssporen uit de periode 630-1000 zijn aangetroffen, alsook
uit de vroege ijzertijd. 14e
Eeuwse vondsten wijzen erop dat de middeleeuwse bewoning zich in de
nabijheid bleef bevinden. Vermoedelijk ‘verschoof’ de bewoning vanaf dan geleidelijk naar de lagere
randen van het Meterikse Veld, o.a. aan de St. Jansstraat. Ook met betrekking tot de historische tijd is
zeer veel informatie beschikbaar, waarmee het hiaat tussen de late middeleeuwen en de recente
geschiedenis grotendeels wordt aangevuld. De aanwezigheid van verbrande leem en/of baksteengruis
in enkele boringen in de zuidelijke strook van het plangebied is een indicatie dat hier wellicht sporen
van historische/laat-middeleeuwse bebouwing in de bodem aanwezig zijn. Oppervlaktevondsten uit de
late middeleeuwen en nieuwe tijd sluiten hierbij aan.
De archeologische verwachting is hoog voor vindplaatsen van landbouwende gemeenschappen, vooral
uit de ijzertijd en de middeleeuwen - nieuwe tijd. Het gaat dan vooral om nederzettingsresten en
crematie- en inhumatiegraven (tot de 13e
eeuw). Met name de zuidelijke strook van het plangebied
heeft een hoge verwachting voor vindplaatsen van jager-verzamelaars uit de steentijd, maar ook de
aanwezigheid van laat-prehistorische en Romeinse resten zijn reëel. Bovendien is de bodemopbouw in
het plangebied zodanig intact dat archeologisch vervolgonderzoek zinvol is.
Aanbevelingen
Op basis van de resultaten van het onderzoek blijkt dat in het plangebied mogelijk archeologische
resten bedreigd worden door de geplande ontwikkelingen, hoewel het (definitief) ontwerp nog niet
bekend is. Daarom wordt aanbevolen om de gespecificeerde verwachting te toetsen en een
vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek te laten uitvoeren. Dit is de beste en
meest kostenefficiënte manier om de verwachte archeologische resten op te sporen. Een dergelijk vervolgonderzoek heeft tot doel archeologische resten in kaart te brengen en hun kwaliteit te bepalen.
De eisen waar dit onderzoek moet voldoen, worden geformuleerd in een Programma van Eisen, dat op
voorhand door het bevoegd gezag (de gemeente Horst aan de Maas) dient te worden goedgekeurd.
Tegelijkertijd wordt geadviseerd te overwegen om de plannen zodanig vorm te geven dat
bodemverstoring wordt geminimaliseerd. Dat kan bijvoorbeeld door archeologie-vriendelijk te bouwen.
Dit rapport geeft (selectie)adviezen. Het is aan de bevoegde overheid, de gemeente Horst aan de
Maas, deze al dan niet over te nemen in de vorm van een (selectie)besluit.