Op basis van de resultaten uit het bureau- en booronderzoek worden binnen het plangebied geen bewoningsresten verwacht. De verwachting voor archeologische resten uit de prehistorie wordt laag ingeschat en vanwege het algemeen aanwezige A/C-profiel zal een eventuele vindplaats uit deze periode waarschijnlijk niet intact aanwezig zijn. Het plangebied is relatief laag gelegen en was te nat voor bewoning. In de late middeleeuwen en nieuwe tijd wordt het gebied als landbouwgrond in gebruik genomen, hiervan getuigen de losse waarneming van laatmiddeleeuws aardewerk en een voormalig boerenerf aan de overkant van de weg (Wezenland). Van de landbouwactiviteiten in deze periode zouden nog enkele sporen in het plangebied aanwezig kunnen zijn, zoals greppels of verspreid liggende kuilen, maar dan gaat het om resten in de periferie van een eventuele vindplaats. In het oosten van het plangebied, in boring 06, zijn vermoedelijke beekafzettingen aangetroffen. Ter plaatse van het beekdal kunnen archeologische resten (‘natte context’) worden aangetroffen. Deze sporen kunnen echter zeer plaatselijk voorkomen en niet of nauwelijks met een karterend booronderzoek of proefsleuvenonderzoek worden opgespoord. Het oostelijk deel van het plangebied wordt op basis van de voorliggende plannen vooral in gebruik genomen als weiland, waardoor er naar verwachting effectief geen grote verstoringen worden toegebracht aan het beekdal.Op basis van deze constateringen is geen vervolgonderzoek voor archeologie geadviseerd.
Antea Group Archeologie 2015/129
Issued: 2015-10-28