Archeologisch onderzoek op de Hoge Akkers en de Ripsvelden bij Someren. Bewoning uit de IJzertijd en de Romeinse tijd

DOI

Doel van het onderzoek was door middel van enkele proefsleuven inzicht te verkrijgen in de aanwezigheid, aard en kwaliteit van archeologische resten onder de begraafplaats en in de directe omgeving daarvan. Het onderzoek heeft aangetoond dat het gebied bewoningssporen herbergt uit de IJzertijd, Romeinse tijd en Volle Middeleeuwen. Enkele aardewerkvondsten wijzen er op dat eveneens bewoningssporen uit de Karolingische tijd mogen worden verwacht. Voor wat betreft de Romeinse tijd is concreet een nederzetting aangetoond die zich onder de begraafplaats voortzet. Op grond van een hoge score voor de kwaliteit kan de vindplaats zondermeer als behoudenswaardig worden aangemerkt. Dit betekent dat bij de ontwikkeling van plannen in het gebied serieus rekening moet worden gehouden met de archeologische waarde van het terrein. Zoals in de inleiding werd vermeld, is de in gebruik te nemen begraafplaats reeds in de jaren ‘70 van de 20ste eeuw aangelegd. Destijds was onvoldoende bekend dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig waren en zijn hiervoor geen maatregelen getroffen (bescherming, opgraven). Nu de aanwezigheid van een inheems-Romeinse nederzetting onder de begraafplaats is aangetoond, is het van belang te weten of de aanleg van de graven een verstorende werking heeft op de archeologische ondergrond. De minimale schachtdiepte van enkelvoudige kistbegravingen bedraagt 105 cm.30 De dikte van het aanwezige esdek bedraagt tussen de 80 cm en 100 cm tot aan de zogenaamde C-horizont. De bovenzijde van deze C-horizont is het niveau waarop archeologische sporen het duidelijkst leesbaar zijn. De 20-30 cm dikke cultuurlaag direct boven de C-horizont is archeologisch relevant vanwege de relatie tussen vondsten uit deze laag en de archeologische sporen in de ondergrond. Zonder maatregelen heeft de aanleg van graven dus een verstorende werking op de archeologisch relevante lagen en sporen. Telkenmale wanneer een grafschacht wordt uitgegraven, zal een deel van het archeologisch bodemarchief worden verstoord. Een bescherming van de archeologische resten ter plaatse (in situ) kan gewaarborgd worden indien het afdekkende pakket een dikte heeft van 135 - 140 cm tot aan de C-horizont. Dit kan worden bereikt door ophoging van de terreindelen waar begravingen zullen plaatsvinden. Een tweede (sluipende) bedreiging voor de archeologische resten op de begraafplaats vormen de groensingels. Met name de wortelstelsels van diepwortelende bomen en grote struiken tasten door chemische en mechanische processen de bodemsporen aan, waardoor deze op den duur niet meer leesbaar zijn. Het bovenstaande leidt samenvattend tot de volgende aanbevelingen met betrekking tot de begraafplaats: 1) het ophogen van het afdekkende pakket humeuze grond tot een dikte van 135 - 140 cm; 2) uitsluitend gebruik maken van enkelvoudige graven (dubbelbegravingen reiken immers tot een diepte van ca. 190 cm); 3) het vermijden van diepwortelende begroeiing in de groenzones. Voorts wordt aanbevolen het akkergebied tussen de Loovebaan en de Kleine Aa nadrukkelijk op te nemen in de archeologische waardenkaart van de gemeente. Vanwege het archeologische belang van het gebied dient de gemeente terughoudend te zijn met de ontwikkeling ervan. Het handhaven van de agrarische bestemming is vooralsnog de beste optie. Het onderzoek op de Hoge Akkers van 2003 bood de mogelijkheid om met name het beeld van de bewoning uit de Vroege IJzertijd aan te vullen. Van het boerderij-erf dat in 1994 direct ten noorden van het onderhavige onderzoeksterrein is opgegraven, kon thans de zuidgrens worden opgespoord. Er zijn geen nieuwe boerderijen met vondstrijke kelderkuilen meer aangetroffen, maar wel een fors bijgebouw en een palencluster waar geen verdere interpretatie aan kon worden gegeven. De oostgrens van het erf is nog steeds niet met zekerheid vastgesteld. Vervolgonderzoek voorafgaand aan het bouwrijpmaken van een nieuw blok van het bedrijventerrein zou de mogelijkheid bieden hierover meer duidelijkheid ze krijgen. Wellicht komen daarbij ook nieuwe erfelementen aan het licht. Honderd meter zuidelijker is een nieuw erf aan het licht gekomen. We gaan ervan uit dat dit erf door middel van enkele uitbreidingen van de proefsleuven goeddeels is vrijgelegd en onderzocht. Van het erf zijn hoofdzakelijk de sporen van enkele bijgebouwen bewaard gebleven. De aard van de gebouwen duidt op een datering in de Vroege IJzertijd. De aardewerkvondsten wijzen ook in deze richting. Een flink aantal paalsporen is niet aan gebouwen toe te wijzen. Een deel ervan zou een restant kunnen vormen van een woonstalboerderij, het hoofdgebouw op het erf. Meestal waren de palen van een dergelijke boerderij minder diep ingegraven.39 Het is echter ook niet uit te sluiten dat sprake was van bijgebouwen tenmidden van de akkers, op enige afstand van een huis. Tijdens de opgravingscampagne van 1999 is ca. 50 meter ten westen van dit erf een ruim 50 meter lange, noordwest-zuidoost georiënteerde baan met sporen van aangepunte staken opgetekend (fig. 19). Een datering was moeilijk te geven, maar in het licht van de huidige resultaten ligt deze waarschijnlijk in de Vroege IJzertijd. De stakenrij kan als veekering hebben gediend om vee binnen een erf, of juist buiten een akker (of erf) te gehouden. Het is opmerkelijk dat deze sporen bewaard zijn gebleven. De meeste omgrenzingen van erven en akkers bestonden namelijk uit houtwallen met een dichte begroeiing van struiken en bomen. Bekijken we nu de sporen uit de Vroege IJzertijd die in 1994 en 2003 in deze zone van het gebied van de Hoge Akkers zijn aangetroffen dan hebben we, zoals eerder opgemerkt, te maken met een langgerekte noordwest-zuidoost georiënteerde strook van bewoningssporen met een lengte van ongeveer 140 en een breedte van 40-50 m. De sporen vormen op zijn minst de neerslag van een drietal boerderijerven. Of deze gelijktijdig hebben bestaan is niet vast te stellen. De kans is evenwel groot dat dit niet het geval was. Slechts van het middelste erf zijn ook de sporen van drie tot vier woonstalboerderijen bewaard gebleven. Ook deze zullen niet alle gelijktijdig in gebruik geweest, conform het gebruikelijke diffuse bewoningspatroon in de Vroege IJzertijd. De tijdens het onderzoek aan het licht gekomen sporen (greppels) en vondsten uit de Romeinse tijd en de Volle en Late Middeleeuwen moeten vooral gezien worden als perifere (off site) fenomenen die in verband moeten worden gebracht met landbouwactiviteiten. De bewoning moet elders worden gezocht. Elementen van deze bewoning zijn reeds bij eerder onderzoek in de wijdere omgeving aan het licht gekomen. Voor wat betreft de waardering van de vindplaats, zijn wij van mening dat het onderzoek van de jaren '90 het belang van de vindplaats als geheel ruim voldoende heeft aangetoond. Het thans uitgevoerde onderzoek dient bovenal gezien te worden als een voortzetting van het onderzoek van de afgelopen 14 jaar en dient louter om het beeld te completeren en verder aan te scherpen. Alleen al vanuit deze gedachte is het belangrijk en zinvol om de laatste stukken van het inmiddels grotendeels overbouwde gebied op te graven (fig. 18). Het valt dan ook aan te bevelen bij de laatste fasen van ontwikkeling van het bedrijventerrein rekening te blijven houden met de archeologische waarden van het gebied. Gezien de resultaten van het onderzoek van de afgelopen jaren, achten wij het niet zinvol de resterende niet onderzochte percelen op een of andere wijze planologisch te beschermen. De voorkeur gaat uit naar een onderzoek voorafgaand aan het bouwrijpmaken, op een vergelijkbare wijze als in 2003.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-22f-ups8
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-22f-ups8
Provenance
Creator A. Hakvoort,; F.P. Kortlang; M. Wesdorp
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor L Schoenmakers; J.A.W. Nicolay (VUhbs archeologie); E.M.P. Verhelst (VUhbs archeologie)
Publication Year 2018
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact L Schoenmakers (VUhbs archeologie)
Representation
Resource Type Dataset
Format text/xml; application/pdf
Size 14436; 13083; 827; 7180; 21916760
Version 1.0
Discipline Humanities