Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied op de overgang van een noordwest-zuidoost georiënteerde dekzandrug naar een lager gelegen (verspoelde) dekzandvlakte ligt. Op basis van de ouderdom van het dekzand kunnen er archeologische resten vanaf het laat-paleolithicum worden aangetroffen. De dekzandrug is ter hoogte van het plangebied gedurende het Holoceen geërodeerd door een meander van het riviertje de Aa. Ter plekke van het plangebied komen of hoge zwarte enkeerdgronden of laarpodzolgronden voor. In andere onderzoeken wordt ook gesteld dat er mogelijk sprake is van nattere beekeerdgronden. Het plangebied ligt buiten de historische kern van Veghel aan de rand van een esxomplex. In de nabije omgeving van het plangebied zijn enkele waarnemingen bekend. De waarnemingen betreffen voornamelijk resten van gebruiksvoorwerpen uit de late middeleeuwen B tot en met de nieuwe tijd C (1250-1950 AD) behorende bij nederzettingscomplexen. Daarnaast zijn er geen aanwijzingen bekend van mogelijke verstoringen van het oorspronkelijke bodemprofiel.De middelhoge verwachting uit de gemeentelijke verwachtingskaart kan derhalve gehandhaafd blijven voor de periode neolithicum tot en met de nieuwe tijd B (complextype: nederzetting, boerderij). Er geldt een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit de steentijd vanwege de ligging binnen een gradiëntzone (verzamelaars- en/of jachtkampement).Uit het karterend booronderzoek blijkt dat de onderzochte bouwlocatie zich in een zone bevindt waar Laatglaciale of Holocene sneeuwsmeltwater- of beekafzettingen voorkomen. Deze afzettingen worden afgedekt door een 75 tot 100 cm dik pakket humeuze grond, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt tussen een recente 25 tot 60 cm dikke bouwvoor en een onderliggend geploegd humeus dek (plaggendek). Landschappelijk gezien was het plangebied een ongunstige vestigingslocatie vanwege de (periodiek) natte omstandigheden. Daarbij zijn er op de bouwlocatie in de drie dicht op elkaar gelegen boringen geen archeologische indicatoren en/of vondsten aangetroffen die een aanwijzing kunnen zijn voor menselijke activiteit, bewoning en/of begravingen. Op basis van de ongunstige landschappelijke ligging en het ontbreken van archeologische indicatoren en/of vondsten kan de middelhoge tot hoge verwachting ter plekke van de bouwlocatie worden bijgesteld naar een lage verwachting voor alle perioden. Op basis van de lage verwachting adviseert BAAC bv voor de bouwlocatie geen verder vervolgonderzoek uit te voeren. Voor het overige deel van het plangebied blijft de middelhoge tot hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit het bureauonderzoek (complextypen: boerderij, nederzetting, verzamelaars- en/of jachtkampement) gelden. Indien hier bodemverstorende activiteiten gaan plaatsvinden dient hier een aanvullend karterend booronderzoek plaats te vinden (940 m2).