Naam: Herman Daman DijoAchternaam: DijoWoonplaatsen: Suriname 1935 - 1975; Nederland 197Ik heb Angklung leren spelen in Bandung, Indonesië. Ik ben zeven keer naar Indonesië geweest. Ik speel nu geen instrumenten meer. Mijn zoon heeft de saxofoon overgenomen. Al mijn kinderen spelen muziek. In mijn huis was er altijd muziek.
Ik heb kinderen 'srimpi' leren dansen als onderdeel van een musical. Ik heb een musical geschreven, 'Kopro Karoe' heette het. Dat symboliseert een zwarte die door vermenging met andere kleuren een lichtere huid en gekruld haar heeft gekregen. Het is een multi-culturele musical. De spelers zijn Hindoestanen, Creolen en echte Nederlanders. Ik heb daarmee de geschiedenis van Suriname en de vermenging tussen de rassen en culturen willen uitbeelden. Wij hebben het 9 maanden lang ingestudeerd.‘Langkoeas’, de naam van deze gemeenschap, is de naam van het schip waarmee de Javanen teruggegaan zijn naar Indonesië. Ik zou met mijn ouders in de tweede groep van repatrianten naar Indonesië zijn teruggegaan. Maar de boot kwam niet terug om de volgende groep op te halen. Nu woon ik in ‘Langkoeas’. Het is wel prettig hier met andere Javanen, maar ik ben wel achteruitgegaan in ruimte. Mijn huis in Sauwerd had verdiepingen en een mooie grote tuin met fruitbomen. Het fruit kon ik niet allemaal opmaken. De buren aten mee. Daar woonden bijna alleen Nederlanders, en verder slechts een Javaan en ik.
Mijn ouders wilden graag terug naar Indonesië. Zij waren teleurgesteld, want ze hadden al f 100,- voor de reis betaald. Daarvoor hadden ze al hun koeien moeten verkopen. Ik heb ook voor die koeien gezorgd.Ik heb nog familie in Indonesië, maar ik heb daar geen goede ervaringen mee. Dat was in Cirebon. Ze hebben mij niet eens iets thee of iets anders te drinken aangeboden toen ik op bezoek kwam, niet als in Suriname. In Suriname krijgt iedereen die op bezoek komt iets te drinken. Ze willen mij niet meer erkennen als familielid. Misschien zijn ze bang dat ik kom om de erfenis van mijn grootvader.Mijn familie is niet bij elkaar en ik kan het familieleven niet leven zoals ik het wil. Mijn kleinkinderen zie ik niet vaak. Familieleven vind ik belangrijk. Mijn vader en moeder hebben hun familie moeten achterlaten in Indonesië. Dat is niet goed. Ik heb wel al mijn kinderen kunnen meenemen naar Nederland.
Wat ik niet goed vind is, dat ik zie dat sommige Javanen in Nederland niet in hun kinderen investeren. Ik heb een kennis in Groningen, hij heeft acht kinderen, maar geen een heeft de mulo gehaald. Ze gebruiken wel hun geld om een huis te bouwen in Suriname; niet in de studie investeren, maar wel in een huis. Mijn kinderen hebben wel allemaal de universiteit gehaald. Ik kan geen huis bouwen, maar voor mijn kinderen heb ik veel geld betaald voor de studie. Studeren is belangrijk om te overleven in deze wereld. Ik ben het meest trots op mijn kinderen, zij hebben allemaal gestudeerd. Ik heb hetzelfde gedaan als mijn vader voor mij.
Aan jongeren zeg ik dat ze hun best moeten doen, want in Nederland moet je als Javaan dubbel, zelfs vier keer zo hard werken als een Nederlander. Een Surinamer moet meer presteren dan een Nederlander. Ik heb dat zelf ervaren. Ik heb extra moeten studeren om hier te kunnen werken. Maar ik weet dat ik goed ben, want iedereen kwam met hun vragen naar mij toe.
Date Submitted: 2011-05-03
Tot aan 1939 werden circa 33.000 Javanen naar Suriname overgebracht. Na hun contractperiode vestigde de meerderheid zich in Suriname. Slechts een minderheid keerde terug naar Indonesië. De meest beschreven terugkeer is de georganiseerde repatriëring in 1954 van circa 1000 personen naar Indonesië. Deze bestond uit Javaanse ex-contractarbeiders en hun in Suriname geboren (klein)kinderen. Tegen beter weten in kwamen zij niet terecht op Java, maar in Tongar, een plaatsje in West-Sumatra. Daar bleven de meesten niet lang. Hun zoektocht naar een beter leven bracht hen naar andere plaatsen in Indonesië: Pekanbaru, Padang, Medan, Jambi, Jakarta, maar ook opnieuw naar Suriname.Veel minder bekend is de groepsmigratie in 1953 van enkele tientallen Javanen naar het buurland Frans Guyana. Vermoedelijk zijn tot aan het eind van de jaren 60 nog meer personen in groepsverband naar Frans Guyana vertrokken. Tijdens de Surinaamse binnenlandse oorlog weken ook Javanen, vooral vanuit Moengo en Albina, naar Frans Guyana uit. Volgens de Franse bevolkingsgegevens van 2005 wonen momenteel zo’n 1900 Javanen in Frans Guyana.De meest recente omvangrijke landverhuizing van Javaanse Surinamers vond plaats vóór de onafhankelijkheid van Suriname in 1975, dit keer uit Suriname naar Nederland. In de ban van politieke leiders die van mening waren dat de onafhankelijkheid niet goed zou uitpakken voor de positie van de Javanen, vertrokken circa 22.000 Javanen naar Nederland. Onder hen bevonden zich ook degenen die het eerder hadden geprobeerd in Indonesië en in Frans Guyana.Deze meervoudige migratie van de Surinaamse Javanen, is het onderwerp van het levensverhalen project Javaanse Migratie en Erfgoedvorming in Suriname, Indonesië en Nederland. Om van de meervoudige migratiebewegingen en de persoonlijke ervaringen van de Javaanse migranten een helder beeld te krijgen, is een oral history-project opgezet rondom migratie en erfgoedvorming onder de Javanen in Suriname, Indonesië en Nederland.Aan dit project werkten het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) en de Stichting Comité Herdenking Javaanse Immigratie (STICHJI) samen.De interviews zijn te beluisteren op de website van Javanen in Diaspora, de metadata en de samenvattingen van de interviews zijn opgeslagen in EASY.