In opdracht van Steljevoor Architectuur & Illustratie heeft ADC ArcheoProjecten een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Sporthal ScholenGemeenschap Maarsbergen (SGM) (gemeente Utrechtse Heuvelrug). In het plangebied zal een sporthal gebouwd worden. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van een aanvraag van een bouwvergunning en was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast.In het hele plangebied kunnen archeologische resten aanwezig zijn uit het Laat-Paleolithicum tot de Middeleeuwen en in het bijzonder uit het Laat-Paleolithicum tot en met de Bronstijd. Omdat het plangebied in de Nieuwe tijd deel uitmaakte van een heideveld worden geen archeologische waarden uit de Nieuwe tijd verwacht. Het vondstniveau, dat uit aardewerk- of vuursteenstrooiingen bestaat, wordt verwacht in de eerste ca. 50 cm beneden het maaiveld. Archeologische sporen (uitgezonderd diepe paalsporen, waterputten etc.) worden binnen ca. 70 cm beneden het maaiveld verwacht. In het noordwesten van het plangebied zijn waarschijnlijk door de aanleg van gymzalen de potentiële archeologische waarden verstoord geraakt.Teneinde deze verwachting te toetsen werd in het plangebied een verkennend en karterend booronderzoek uitgevoerd. Hierbij zijn vijf verkennende boringen en twee karterende boringen uitgevoerd. In en rond boring 1 is meerdere malen op 50 cm -mv gestuit op een puinpakket. In boringen 2 en 3 is een laarpodzolgrond aangetroffen met een duidelijke B-horizont. Boringen 4 en 5 waren tot in de C-horizont verstoord. Hierna zijn op de locaties van de boringen 2 en 3 twee karterende boringen gezet. Bij boring 3 zijn twee botfragmenten en een fragment onbewerkte natuursteen aangetroffen. De vondsten worden beschouwd als secundaire indicatoren: ze kunnen wijzen op menselijke activiteiten in het gebied, maar kunnen ook op natuurlijke wijze in de bodem terecht zijn gekomen. Om de aan- of afwezigheid van een vindplaats vast te stellen adviseert ADC ArcheoProjecten daarom in de het westelijke deel van het plangebied (rondom boringen 1, 2 en 3) een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van het aanleggen van een proefsleuf (IVO-P), teneinde gaafheid, omvang, datering en conservering van archeologische resten te onderzoeken. Bij de aanleg van de proefsleuf dient rekeningen gehouden te worden met de aanwezigheid van archeologische waarden uit de prehistorie; er dienen dus grondmonsters genomen te worden van de top van de podzolbodem en deze grondmonsters dienen te worden gezeefd. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE). Het is niet uit te sluiten dat buiten het voor vervolgonderzoek geselecteerde gebied (het gebied rondom boringen 4 en 5) toch nog archeologische resten voorkomen. Daarom merken wij op dat het aanbeveling verdient om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet. Wij wijzen u erop dat de bevoegde overheid op basis van dit rapport een selectiebesluit neemt. De mogelijkheid bestaat dat dit selectiebesluit afwijkt van het door ons opgestelde advies