ADC ArcheoProjecten heeft in september en oktober 2015 een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locatie De Looch in Vianen, gemeente Vianen. De aanleiding van het onderzoek betreft de nieuwbouw van een school op de locatie.Op basis van het bureauonderzoek is een gespecificeerde verwachting opgesteld. Hieruit komt naar voren dat het plangebied zich op de stroomrug van de Hagesteinse meandergordel uitstrekt.Op grond van de datering van dit fossiele riviersysteem en bekende archeologische gegevens moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van vindplaatsen uit de Late IJzertijd, de Romeinse tijd en de (Vroege) Middeleeuwen.In de periode 4e–8e eeuw na Chr. ontstond de huidige Lek, die vanaf de 10e eeuw de hoofdstroom van de Rijn werd. Vermoedelijk raakte(n) in de loop van de Middeleeuwen (delen van) de Hagesteinse stroomrug afgedekt met komklei. Het blokvormige verkavelingspatroon wijst uit dat de stroomrug in deze periode werd ontgonnen. Dit gebeurde vanuit een in de Middeleeuwen gestichte hoeve van een kloosterorde (‘Monnikenhof’), waarvan de locatie op circa 500 m ten noorden van het plangebied moet worden gezocht.Op de oudst geraadpleegde kaart, daterend uit 1767, kent het onderzoeksgebied alleen een agrarisch gebruikt en wordt het doorsneden door verschillende wegen. Er lijkt geen sprake te zijn van enige bebouwing. Dit geldt ook voor de kaarten uit daaropvolgende eeuwen. De kans op resten van historische bebouwing wordt daarom klein geacht.Eventuele vindplaatsen zullen zich in de top van de oeverafzettingen van de Hagesteinse stroomrug bevinden en zich manifesteren als een ‘vuile’ laag met kleine fragmenten aardewerk, houtskool, bot en/of baksteen. De top hiervan bevindt zich op een diepte van 65 – 80 cm –mv (circa 1,50 m +NAP). Vindplaatsen kunnen bestaan uit verschillende complextypen, waaronder huisplaatsen, grafvelden en landbouwactiviteiten.Door afdekking met komklei kunnen vindplaatsen in principe goed geconserveerd zijn. Echter, door grondbewerking ten behoeve van de fruitteelt, het bouwrijp maken van het gebied ten behoeve van de aanleg van de woonwijk Monnikenhof in de jaren 70 van de vorige eeuw en de bouw van een school moet rekening worden gehouden met bodemverstoring. De aard en omvang van de bodemverstoring is niet bekend.Teneinde de verwachting te toetsen en aan te vullen is in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Uit het booronderzoek komt naar voren dat het natuurlijke profiel uit zandige bedding- of kronkelwaardafzettingen (Formatie van Echteld) bestaat. Op grond van de landschappelijke ligging van het plangebied zijn deze toe te schrijven aan de Hagesteinse meandergordel. De genoemde afzettingen gaan over in kleiige oever- en komafzettingen. In delen van het plangebied zijn de oever- en komafzettingen door recente bodembewerking geheel of gedeeltelijk verdwenen of opgenomen in een recente ophoging.De aanwezige oeverafzettingen van de Hagesteinse meandergordel worden in principe als archeologisch relevant beschouwd. Echter, in geen van de boringen is een ontkalkt en/of humeus niveau waargenomen, dat zou kunnen duiden op een bewoonbaar oppervlak. Mogelijk was er sprake van een min of meer continue opslibbing van de oeverwallen.