In opdracht van Brisck BV heeft BAAC een inventariserend vooronderzoek middels proefsleuven uitgevoerd in plangebied Kantsingel te Oss gemeente Oss. Het betreft een ongenummerd perceel op de hoek van de Kantsingel en de Voorschakelstraat. Het proefsleuvenonderzoek voorzag in een eventuele doorstart naar een opgraving. Maar deze opgraving bleek uiteindelijk niet nodig te zijn. Aanleiding tot het onderzoek vormt de realisatie van een bedrijfspand met parkeerplaats, met een gezamenlijke oppervlakte van 4.417 m2. waarbij een gerede kans bestaat dat archeologische waarden vernietigd zullen worden.
Het te verstoren terrein valt volgens het gemeentelijk archeologiebeleid in de categorie “bebouwing Oss”. Voor deze categorie geldt dat bij werkzaamheden dieper dan 30 cm en met een oppervlakte van meer dan 1.000 m2 een rapport over de archeologische waarde van het te verstoren terrein vereist is.
Een deel van het plangebied (het westelijk en centraal deel) is op basis van het bureauonderzoek en verkennend booronderzoek een hoge archeologische verwachting voor resten vanaf het neolithicum tot en met de nieuwe tijd A toegekend. Er bestond met name een hoge verwachting op de aanwezigheid van een landweer uit de late middeleeuwen in het westelijk deel van het plangebied. Het advies was dan ook om nader archeologisch onderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek in dit deel van het onderzoeksgebied uit te laten voeren.
Om vast te stellen of er zich binnen het onderzoeksgebied een of meer vindplaatsen bevinden, zijn twee oost-west georiënteerde proefsleuven aangelegd (afb. 2.2). De sleuven zijn zo gepositioneerd dat indien de landweer binnen het plangebied aanwezig is deze zeker zou worden aangesneden.
Het plangebied is gelegen in een dekzandvlakte. Bij het booronderzoek is op één locatie een restant van een B-horizont aangetroffen in het zuidwesten van het plangebied. Bij het proefsleuvenonderzoek is hier een vergraven podzolprofiel aangetroffen. Het plaggendek dat in het booronderzoek is gezien, is veel dunner dan op basis van boringen werd verwacht, slechts 20 cm dik. Over het hele onderzoeksgebied is te zien dat de top van het plaggendek is verstoord door relatief recente graafwerkzaamheden, vermoedelijk bij het bouwrijp maken van het terrein in de jaren ’60. Hierdoor is het oorspronkelijke plaggendek bijna volledig verdwenen. De oorspronkelijke dikte is niet meer te achterhalen.
In het onderzoeksgebied zijn in totaal zeventwintig spoornummers uitgedeeld. Hiervan zijn elf sporen archeologisch relevant, te weten zeven paalsporen, twee kuilen en twee greppels. De sporen bevinden zich verspreid over het gehele onderzoeksgebied en hebben een recente datering. De aangetroffen sporen zijn te relateren aan de percelering zoals deze aanwezig was voor de aanleg van het industrieterrein.
Van één greppel kon worden vastgesteld dat deze al aanwezig was in de periode 1811-1832. De overige sporen hebben een jongere datering. Gezien de jonge datering en de recente vulling van de sporen worden zij als archeologisch niet relevant beschouwd. Van de verwachte landweer zijn geen sporen aangetroffen. Deze heeft zeer waarschijnlijk meer westelijk, onder de huidige Kantsingel gelegen. De resultaten van het proefsleuvenonderzoek geven geen aanleiding tot een doorstart naar een opgraving.
Tijdens het onderzoek is geen archeologisch relevante vindplaats aangetroffen. Er wordt dan ook geadviseerd het terrein vrij te geven voor verdere ontwikkelingen.
adobe acrobat document, Adobe Acrobat 9.0
microsoft excel-werkblad, Microsoft Excel 97-2003-werkblad