Uit de resultaten van het booronderzoek blijkt dat in het plangebied een één a twee meter dik veenpakket heeft gelegen dat uit matig veraard veen bestond. Hieronder ligt dekzand waarin geen podzolbodem is gevormd. De aanwezigheid van matig veraard veen op dekzand zonder podzolbodem betekent dat in het plangebied vlierveengronden zijn gevormd. De top van het dekzand loopt af van ongeveer 1 meter beneden NAP op het zuidoostelijke deel tot ruim 2 meter beneden NAP op het noordwestelijke deel van het plangebied. In de top van het dekzand zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. In combinatie met de onder vochtige omstandigheden gevormde zandbodems betekent dit dat de kans op vindplaatsen uit de steentijd en de bronstijd in het plangebied naar laag kan worden bijgesteld. Door het ruimen van het veen tijdens het bouwrijp maken, hoeven ook geen resten van middeleeuwse veenterpjes meer te worden verwacht.Gezien de ongunstige bewoningsomstandigheden in het plangebied in de steentijd en de bronstijd, het grotendeels verloren gaan van het veen en het ontbreken van archeologische indicatoren in het plangebied geven de resultaten van het uitgevoerde onderzoek geen aanleiding tot het adviseren van beschermende en/of beperkende maatregelen of archeologisch vervolgonderzoek.
Issued: 2011-11-01