Uiteindelijke conclusies en aanbevelingKort gezegd kan gesteld worden dat noch op vindplaats II noch op vindplaats III nederzettingssporen of sporen van een grafveld aangetroffen zijn. Hoewel het terrein op vindplaats II deels verstoord is door recente bodemactiviteiten, kon vastgesteld worden dat het terrein hoogstwaarschijnlijk niet door de mens in gebruik is genomen als woonplaats. Of het terrein niet voor andere (off-site) activiteiten gebruikt is, valt uit de resultaten van dit proefsleuvenonderzoek niet te concluderen. In tegenstelling tot vindplaats II was de bodemopbouw van vindplaats III wel intact. Hier is evenwel het terrein ook niet als nederzettingslocatie gekozen. De weinige vondsten op vindplaats III zijn mogelijk het gevolg van een ontginningsfase of andere off-site activiteiten, waarbij kleine fragmenten leem en houtskool zijn afgezet in het vegetatieniveau. Ook enkele fragmenten verbrand bot kunnen hiermee verklaard worden.Hoewel het archeologisch landschap van de vindplaatsen II en III nog grotendeels intact is, en het criterium conservering dan ook hoog scoort, kan op de overige criteria uit de waarderingstabel niet gescoord worden. Dit is vooral het gevolg van de afwezigheid van archeologisch relevante sporen en de weinige vondsten die gedaan zijn. Concluderend kan gesteld worden dat de vindplaatsen II en III op het AVRI-terrein niet behoudenswaardig zijn. Naar onze mening is het dan ook niet noodzakelijk om op deze vindplaatsen verder onderzoek te laten plaatsvinden. Wel dient bij de ontwikkeling van het terrein van vindplaats I Inventariserend Veldonderzoek plaats te vinden, aangezien deze vindplaats gedurende deze fase niet behandeld is.
Date: 13-05-2005 (aanvang onderzoek)