Binnen het onderzoeksgebied is de top van het dekzand (de A-, E- en B-horizont) in geen van de boringen aangetroffen. Het vondstniveau is dus niet meer aanwezig. In de boringen 1, 3 en 4 is de top van het dekzand vermoedelijk opgenomen in het esdek. Door de aanwezigheid van het esdek is het onderliggende sporenniveau in deze boringen waarschijnlijk wel goed bewaard gebleven. In boring 2 is de C-horizont (onder een verstoorde laag) aangetroffen op een diepte van 0,9 m –mv (0,75 m +NAP).Dit is vergelijkbaar met de NAP-dieptes van de (B)C-horizont onder het esdek (tussen 0,62 en 0,84 m +NAP), vandaar dat in boring 2 in de C-horizont ook nog sporen kunnen worden verwacht. In boring 5 is de bodem verstoord tot in het keizand op een diepte van 1,2 m –mv (0,27 m +NAP). Hier zijn vermoedelijk zowel het vondst- als sporenniveau verdwenen.In het eerder onderzochte deel van het plangebied is in boring 173 een intacte podzolbodem waargenomen. Ter plaatse is zowel het vondst- als sporenniveau nog intact. In boring 175 is een BChorizont aangetroffen, hier is het vondstniveau afwezig, maar is het sporenniveau nog wel grotendeels intact. In boring 180 beperkt de verstoring zich tot de bouwvoor en bevindt de onderliggende C-horizont zich op een diepte van circa 0,95 m +NAP. Ter plaatse kunnen eveneens nog sporen worden verwacht.In boringen 174 en 181 is de bodem verstoord tot een diepte van respectievelijk 0,24 en 0,46 m +NAP.Vermoedelijk zijn hier zowel het vondst- als sporenniveau verdwenen.Gezien de aanwezigheid van een (restant van een) esdek binnen een groot deel van het onderzoeksgebied en een intact podzolprofiel en BC-horizont in het eerder onderzochte deel van het plangebied blijft de archeologische verwachting voor het hele plangebied hoog.