Op basis van de beschikbare informatie over de ondergrond in de regio van het plangebied bestaat ondergrond binnen het plangebied uit komafzettingen van het Laagpakket van Walcheren. Deze zijn mogelijk afgezet bovenop Hollandveen, echter de kans was groot dat dit pakket niet langer aanwezig was. De basis wordt gevormd door het Laagpakket van Wierden (Formatie van Boxtel). In de bovenzijde van het Laagpakket van Wierden was mogelijk een akkerlaag tot ontwikkeling gekomen. Op basis van de geologische kaart en de verschillende oude kaarten vanaf 1830 heeft in het zuiden van het plangebied een smalle zijgeul van de Canisvliet gelopen. Het was onbekend of deze voor een erosie van het eventueel aanwezige Hollandveen en de bovenzijde van het pleistocene dekzand had gezorgd. Op basis van deze ondergrondinformatie was in het bureauonderzoek een gefaseerd verwachtingsmodel tot stand gekomen. De al-dan-niet aanwezigheid van Hollandveen en de dikte van dit eventueel pakket had namelijk zijn invloed op de archeologische verwachting. Samenvattend kon worden gesteld dat er een lage trefkans gold voor vindplaatsen uit de Nieuwe tijd voor het niveau van het Laagpakket van Walcheren. Indien aanwezig, gold er een lage verwachting voor de Romeinse tijd en een middelhoge verwachting voor de Middeleeuwen voor het niveau van het Hollandveen. Voor het niveau van het Laagpakket van Wierden gold een middelhoge verwachting voor vindplaatsen uit de Vroege Prehistorie en een hoge verwachting voor vindplaatsen uit de Late Prehistorie. Verder gold, indien het Hollandveen onvoldoende dik tot ontwikkeling was gekomen, een lage verwachting voor diep reikende sporen uit de Romeinse tijd en een middelhoge verwachting voor diep reikende sporen uit de Middeleeuwen. Daarnaast gold dat indien het Hollandveen in het plangebied ontgonnen was een middelhoge verwachting voor sporen uit de Middeleeuwen in de top van het dekzand .Het verwachtingsmodel uit het bureauonderzoek is getoetst aan de hand van een verkennend booronderzoek. Dit onderzoek is uitgevoerd conform de Aanvullende Richtlijnen van de Provincie Zeeland en de eisen gesteld in de opdrachtaanvraag. Tijdens het veldonderzoek werden 17 boringen verricht. Hierbij is gelet op de gekende oude perceelsgrenzen en de vermoede ligging van de voormalige kleine zijgeul van de Canisvliet. De maximale diepte van de boringen bedroeg 2,20 meter beneden maaiveld en 1,07 meter –NAP. Uit het veldonderzoek is gebleken dat de basis van het boorprofiel, zoals verwacht werd, gevormd wordt door dekzand (Laagpakket van Wierden). De bovenzijde van dit dekzand is op een variabele diepte gelegen en vertoont een kopje. Dit kopje bevindt zich in de meest noordwestelijke punt van het plangebied, waar het Laagpakket van Wierden zich direct onder de bouwvoor bevindt (op 0,83 – 1,12 meter +NAP, 0,70 – 0,40 meter beneden maaiveld). Vanaf dit hoogste punt loopt het Laagpakket van Wierden af tot een hoogte van ongeveer 0,40 m –NAP (1,5 meter beneden maaiveld) in het zuidoostelijke deel van het plangebied. In een vijftal boringen is nog een begraven bodem, een paleosol, aangetroffen in het Laagpakket van Wierden op een diepte tussen 0,16 + en 0,74 meter –NAP (1,20 tot 1,70 meter beneden maaiveld). Boven het Laagpakket van Wierden bevindt zich op een diepte tussen 0,51 + en 0,46 meter –NAP (0,85 en 1,60 meter beneden maaiveld) een voormalige akkerlaag uit de Middeleeuwen met een dikte tussen 0,02 en 0,40 meter. Deze akkerlaag is aangelegd in een dun pakket basisveen. Alleen daar waar het Laagpakket van Wierden zeer hoog ligt (boringen nr. 4, 9, en 17) is deze akkerlaag niet aangetroffen. Waar het veen het dikst bewaard gebleven is, is het pakket niet volledig opgenomen in de akkerlaag. De akkerlaag is afgedekt door mariene afzettingen van het inbraaksysteem van ‘De Braakman’. Binnen het plangebied zijn, ondanks de verwachting hiervoor op basis van het kadastrale minuutplan uit de 19e eeuw, geen geulafzettingen aangetroffen.Samenvattend kan, op basis van het veldonderzoek, gesteld worden dat binnen het plangebied vindplaatsen uit de Prehistorie tot Middeleeuwen aangetroffen kunnen worden in en op het Laagpakket van Wierden. Voor wat betreft de Romeinse tijd en Middeleeuwen kunnen deze vindplaatsen in het zuiden van het plangebied eveneens aangetroffen worden in het daar aanwezige Basis-/Hollandveen. Vindplaatsen uit de Vroege Prehistorie (Finaal-Paleolithicum) kunnen aangetroffen worden in de in het Laagpakket van Wierden aanwezige paleosol. Voor vindplaatsen op het niveau van het Laagpakket van Walcheren (Nieuwe tijd) geldt een lage verwachting voor het volledige plangebied. Archeologische waarden kunnen worden aangetroffen vanaf 0,40 meter beneden maaiveld (1,12 meter +NAP) in het noorden van het plangebied en tot 1 meter beneden maaiveld( 0,04 meter –NAP) in het zuiden van het plangebied.