Woon-, verblijf- en begraafplaatsen in hun landschappelijke habitat te Nijmegen-Noord. Een proefsleuvenonderzoek, opgraving en landschapsstudie in het plangebied De Grift Noord (project Dgn1) – Archeologische Berichten Nijmegen – Rapport 69

In 2013 heeft het Bureau Leefomgevingskwaltiteit, Archeologie van de gemeente Nijmegen (BLAN) een proefsleuvenonderzoek verricht ter plaatse van het aan te leggen bedrijventerrein De Grift Noord. Dat jaar zijn er twee veldcampagnes geweest. In 2014 en 2015 zijn ondergrondse resten verwijderd van gesloopte gebouwen onder en is OCE-onderzoek verricht, beide onder archeologische begeleiding en deze waarnemingen zijn ook geschaard onder dit proefsleuvenonderzoek. Alles bij elkaar is 35 ha geïnventariseerd op de aanwezigheid van archeologische resten in 2,7 ha aan proefsleuven, opgravingsputten en waarnemingsvlakken.

Het in te richten bedrijventerrein De Grift Noord ligt tegen de rijksweg A15 aan, in het uiterste noorden van de gemeente Nijmegen. De top van de bodemopbouw bestaat uit Holocene stroomgordel-, oeverklei- en komkleisedimenten met her en der opduikingen van Pleistocene terrassen. Tot ver in het Holoceen, waarschijnlijk tot tegen het einde van het 4e millennium voor Chr. was het een waterstromen-rijk milieu met zandbanken, lage oevers en verlande stroomruggen. Dit zijn zandige tot fijn-grindige sedimenten waarin aanwijzingen voor menselijke aanwezigheid in het mesolithicum, alsmede vroeg- en midden-neolithicum ontbreken, alhoewel het milieu aantrekkelijk moet zijn geweest voor jagers-verzamelaars en vroeg-agrarische gemeenschappen met veeteelt. Geurende het 3e en vroege 2e millennium is een kleidek afgezet waarin in de loop van de midden-bronstijd een bodem is ontstaan. Deze bodem heeft aan het oppervlak gelegen tot in de Romeinse tijd, met af en toe wat klei-opslibbing. In de laat-Romeinse tijd en de aanvang van de vroege middeleeuwen sedimenteert een 20 tot 30 cm dik kleidek, dat is aangevoerd via de Rietgraaf, een geul die net ten westen van het plangebied is gelegen en waarvan de restgeul is getransformeerd tot een sloot die nog her en der zichtbaar is in het huidige landschap en de verkaveling van de hierlangs gelegen percelen. Een proefsleuvenonderzoek in een zo uitgebreid plangebied als De Grift Noord leent zich bij uitstek voor een studie naar landschapsgenese en –ontwikkeling. Deze kans is dan ook met twee handen aangegrepen, zodat de individuele vindplaatsen in zowel een synchrone als diachrone relatie met elkaar zijn te beschouwen. Dit onderzoek heeft echter te kampen met enkele handicaps. Hoewel de ruwweg de bovenste 1,5 m van de bodemopbouw bestaat uit kleilagen en veel van de restgeulvullingen ook kleiig zijn, zijn de conserveringsomstandigheden weinig optimaal, vooralsnog is het niet gelukt om pollendiagrammen te kunnen maken. De matige conserveringsomstandigheden zijn deels te wijten aan de grote schommelingen in grondwaterstanden, zo valt het op dat de geulvullingen nauwelijks tot geen onverkoolde macroresten bevatten of onverkoold hout. Bot is wel gevonden, maar in broze conditie en lage aantallen voor een holocene bodemopbouw. De conserveringsomstandigheden in antropogene sporen zijn iets gunstiger, maar dat geldt vooral vanaf de Romeinse tijd en jonger. Derhalve zijn er hiaten in de beschrijving van de landschapsontwikkeling en het gebruik daarvan, een deel daarvan zal ook een archeologische realiteit. Vooralsnog zijn er geen sporen of vondsten uit bijvoorbeeld de overgang laat neolithicum en vroege bronstijd, eerste helft midden-ijzertijd, of laat-Romeinse tijd. Er zijn wel enige sporen en vondsten uit bijvoorbeeld de midden-bronstijd of de vroege middeleeuwen, maar dit zijn solitaire sporen of kleine groepen die niet toebehoren aan permanent bewoonde huisplaatsen. Helaas ook geen solitair gelegen en daardoor gemeenschappelijk gebruikte waterputten of drenkkuilen, wat toch vaak dankbare monsterlocaties zijn voor dit soort onderzoek. Ondanks de afwezigheid van huisplaatsen uit de midden-bronstijd of vroege middeleeuwen, zijn deze gronden toentertijd wel bezocht en is het niet meer dan logisch dan dat ze deel hebben uitgemaakt van het toenmalige landschap. Hoe dat landschap is gebruikt en met welke intensiteit blijven echter relevante vragen op de onderzoeksagenda.

In het plangebied zijn verschillende vindplaatsen aanwezig: 1, 10, 11, 51, 124, 125, 126, 127, 128. Voor Nijmegen-Noord bestaat een reeks van vindplaatsnummers. Vindplaatsnummers tot 100 zijn gekarteerd in de vele booronderzoeken en landverkenningen, die vooral zijn verricht vanaf de late jaren ’90. Vindplaatsnummers vanaf 101 zijn gevonden tijdens gravend veldonderzoek van BLAN. De vindplaatsen 1, 10, 11, en 51 waren dus al bekend en zijn met dit proefsleuvenonderzoek begrensd en gewaardeerd. Dankzij dit proefsleuvenonderzoek zijn de vindplaatsen 124 t/m 127 aan het bodemarchief van Nijmegen-Noord toegevoegd. Vindplaats 128 is een al lang bekend fenomeen, namelijk het kanaal de Grift dat in het eerste decennium van de 17e eeuw is uitgegraven tussen Nijmegen en Arnhem. Het is nu echter voor het eerst dat een deel van dit voormalige kanaal als een archeologische vindplaats worden behandeld. Hieronder volgt een korte schets van de bewoningsgeschiedenis, waarbij wordt verwezen naar deze vindplaatsen.

De oudste menselijke aanwezigheid in De Grift Noord dateert uit het laat neolithicum, in vindplaats 1 zijn enkele kuilen en paalsporen aanwezig langs de westelijke rand van het grindterras waarop deze vindplaats is gelegen. Het aardewerk en vuursteen dat hieruit afkomstig is vertoont overeenkomsten met potscherven die samen zijn gevonden met fragmenten vuur- en natuursteen, bot en (enkele) verkoolde graankorrels. Het aardewerk is toe te schrijven aan de Vlaardingen-Steingroep. De 14C-ouderdomsbepalingen bevestigen dit. Verschillende analyse komen gekalibreerd uit tussen ca. 2800 – 2400 voor Chr. Deze vondsten samen met de sporen wijzen in ieder geval op een verblijfplaats (kampement), misschien zelfs wel een huisplaats. Belangrijk is de conservering van onverbrand bot, waardoor deze vindplaats bijzonder is. Het en der verspreid over het plangebied de Grift Noord heeft het jongere kleidek ondiepe depressies in de stroomgordelafzettingen opgevuld. Deze dikkere kleipakketten hebben in de basis vak een dunne grijzere laag en hierin zijn regelmatig stukken (vuur)steen en bot gevonden. Een relatief vondstrijke locatie ligt binnen vindplaats 126. 14C-analyses komen wederom uit in het midden van het 3e millennium voor Chr., zodat het aannemelijk is dat in deze fase van de Vlaardingen-Steingroep deze omgeving deel heeft uitgemaakt van een woon- en verblijfareaal. Vervolgens lijkt het gebied eeuwenlang gemeden te zijn. Wellicht was de omgeving te nat, een deel van het kleidek zal gesedimenteerd zijn rond de wisseling van het 3e naar het 2e millennium. In de loop van de midden-bronstijd lijkt het jaarlijks onderlopen van deze gronden tot het verleden behoren en kan een bodemlaag zich ontwikkelen die wijst op een stabiele natuurlijke omstandigheden. Vanaf de 15e/14e eeuw wordt het een landschappelijk element van de bewoonde wereld. Nederzettingssporen ontbreken en waarschijnlijk zijn die ook niet aanwezig in het onderzochte gebied. Een groot nederzettingsterrein ligt ruim 500 m ten westen van De Grift Noord, dat zelf waarschijnlijk ruimte bood aan het agrarisch cultuurlandschap. De grindrijke terrasruggen zijn mogelijk benut als akkergronden en daarom heen kon vee worden geweid en waren de hout- en rietvoorraden. Dit gebruik resulteerde verspreid gelegen kuilen en paalsporen, zoals die zijn gevonden in vindplaatsen 1, 10, 51 en 125. Enkele van deze sporen voorzien in wat potscherven, stukken natuursteen en soms een fragment vuursteen, maar het zijn meestal lage aantallen. De overgang naar de late bronstijd en de late bronstijd zelf zijn niet aanwezig in het gegevensbestand. Maar op de overgang naar de vroege ijzertijd is er een opmerkelijke uitbreiding van het woonareaal. De vindplaatsen 1, 10, 11, 51 en 124 herbergen concentraties van paalsporen en kuilen en zullen hebben toebehoord aan meerder huisplaatsen, mogelijk ook vindplaats 127. Tussen deze vindplaatsen zullen ongetwijfeld her en der kleine sporenconcentraties liggen van enkelfasige huisplaatsen, dit zijn tenslotte de eeuwen van de zwervende erven. Deze opkomst en uitbreiding van het bewoningsareaal bepekt zich niet tot het plangebied De Grift Noord, het is al menigmaal waargenomen in Nijmegen-Noord met inbegrip van verscheidende grafvelden. Zo wijdverbreid als deze vroege ijzertijdbewoning zich manifesteert, zo plotseling lijkt die te imploderen in de loop van de 6e eeuw. Dat geschiedt eveneens in de Grift Noord. Pas in de loop van de tweede helft van de midden-ijzertijd vestigen zich weer mensen in het plangebied en dat is in vindplaats 1. Een huisplattegrond of kleine bouwsels zijn niet herkend, maar behalve paalsporen zijn er verscheidende sloten en gezien de vele potscherven in zowel de sporen als de lagen lijkt het zeer aannemelijk dat vindplaats 1 één of meerder huiserven omvat. Dit is dan overigens het enige nederzettingsterrein in Nijmegen Noord uit deze periode. Waarschijnlijk houdt deze bewoning aan tot in de aanvang van de late ijzertijd. De late ijzertijd is vooralsnog een hiaat in de sporen en het vondstmateriaal. De Romeinse tijd in de Grift Noord bestaat uit drie nederzettingsterreinen, twee op vindplaats 1 en een op vindplaats 11 en een grafveld op vindplaats 126. Een van de nederzettingen op vindplaats 1 vangt aan in de vroeg-Romeinse tijd, het zou kunnen dat de bewoning is aangevangen in de laatste decennia van de late ijzertijd, en deze houdt aan tot in de 3 eeuw na Chr.. De andere twee nederzettingen dateren vanaf de late 1e eeuw na Chr. tot in de 3e eeuw. Het zijn nederzettingen bestaande uit meerdere huisplaatsen en bewoning gedurende enkele generaties. Rondom de nederzettingen liggen verschillende sloten en kuilen met potscherven, fragmenten baksteen en bot, wat ook is beland als afval in de restgeul die ten oosten van vindplaats 1 en 20 is gelegen. Aanwijzingen voor steenbouw of pannendaken ontbreken. Het grafveld van vindplaats 126 past in de traditie van plattelandsgrafvelden die in het midden- en oostelijke rivierengebied bekend zijn. Dit grafveld ligt langs een geul en tijdens hoog water is het meer dan eens ondergelopen. De meeste graven liggen binnen omgreppelingen. Enkele van die omgreppelingen sluiten op elkaar aan en lijkt te wijzen op verwantschapsrelaties tussen de overledenen. Het betreft allemaal crematiegraven, waarvan sommige zijn bijgezet in een ceramisch urn maar de meeste niet. Enkele graven bevatten alleen de crematieresten, andere graven hebben één of meer keramische bijgaven. Glazen vaatwerk is slechts een maal aangetroffen. Een deel van het grafveld is opgegraven, maar het merendeel bevindt zich nog in situ. Het grafveld is in gebruik genomen in de late 1e eeuw na Chr. en in gebruik gebleven tot de vroege 3e eeuw. Opmerkelijk is de aanwezigheid van een kleine pot van zeer vroeg-middeleeuws Angelsaksich aardewerk in het grafveld, afkomstig uit de greppel van een grafstructuur. Twee gespen en vogel-fibula die zijn gevonden in en direct ten westen van het grafveld zijn aanwijzingen dat deze locatie is bezocht in de vroege middeleeuwen. Vindplaats 51 omvat een kuil met Merovingisch aardewerk en de verlandingslaag van een restgeul in die vindplaats bevat de bodem van een Merovingische pot. De Karolingische periode manifesteert zich in de vorm van potscherven die vooral zijn gevonden in de bovenste vullingen van de geul die de oostzijde van vindplaats 1 beslaat. Dit materiaal ligt vooral in de zuidelijke proefsleuven in vindplaats 1 en op basis van de hoeveelheid aardewerk dient rekening te worden gehouden met bewoning. Bewoningssporen uit de volle middeleeuwen beperken zich ok alleen tot vindplaats 1, waar zeker één plattegrond van een bootvormig huis is aangesneden. Een tweede huiserf uit die periode is zeer waarschijnlijk en een derde mag niet worden uitgesloten. Bewoningssporen uit de late middeleeuwen en jonger zijn nog niet aangetroffen in De Grift Noord. Binnen vindplaats 1 ligt echter een huisterp en de verwachting luidt dat die waarschijnlijk dateert uit de vroege 17e eeuw. In de tweede helft van het eerste decennium van de 17e eeuw is het kanaal de Grift gegraven tussen de noordelijke Waaloever bij Nijmegen en de zuidelijke Rijnoever bij Arnhem. Langs dit kanaal vestigden zich mensen. Ten tijde van het proefsleuvenonderzoek in De Grift Noord waren de huizen langs de Griftdijk Noord bewoond zodat deze locaties niet konden worden onderzocht. Maar gezien de vondsten van aardewerk uit de nieuwe tijd lijkt het zeer aannemelijk dat ook binnen het plangebied is gewoond langs de Grift. Veel afval zal waarschijnlijk ook in de Grift zijn afgedankt en dat is reden geweest om dit traject van het kanaal als vindplaats 128 te bestempelen. De proefsleuven hebben overigens verscheidende sloten uit de nieuwe tijd aangesneden. De inrichting van De Grift Noord ten tijde van het proefsleuvenonderzoek was gebaseerd op de inrichting uit de 15e/16e eeuw. Hoewel agrarisch gebied is de recente Grote Geschiedenis archeologisch niet onopgemerkt voorbij getrokken aan De Grift Noord. Loden musket kogels, ijzeren kanonskogels en een sponton duiden op militaire aanwezigheid. Deze vondsten zouden kunnen samenhangen met de opmars van Franse troepen naar schans Knodsenburg in 1672. Van meer recente datum zijn de schuttersputten en allerlei vondsten uit de Tweede Wereldoorlog. Ongeveer op deze hoogte is de geallieerde opmars naar Arnhem gesmoord tijdens het offensies Market Garden en hebben de geallieerde troepen zich ingegraven. Tot in december 1945 lag hier min of meer de frontlijn.

Aan de hand van dit veldonderzoek zijn negen vindplaatsen gedefinieerd, begrensd en gewaardeerd. Acht van deze vindplaatsen hebben een waarderingscore die voldoende is om deze vindplaatsen te behouden, niettemin is ons advies om hiervan de vier vindplaatsen 1, 11, 126 en 128 ook daadwerkelijk te behouden. Voor vindplaats 124 is nog geen advies te geven, omdat deze vindplaats onvoldoende is begrens en gewaardeerd. Ook vindplaats 127 is nog niet in zijn volle omvang bekend en daardoor niet gewaardeerd, maar de randzone die hiervan binnen De Grift Noord ligt is ons inziens niet behoudenswaardig. Onderstaande tabel is een samenvatting van de waardering.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-28y-tgg3
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-5n-03d2
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:112286
Provenance
Creator Hendriks, J.; Koot, C.W.; Heunks, E.
Publisher Gemeente Nijmegen
Contributor Bartels, S.E.M.; Damen, H.G.A.; Exaltus, R.; Haaster, H. van; Harmsen, C.; van Hemert, J. van; Kappel, K. van; Kokke, W.M.S.; Komen, M.C.M.; Kubiak-Martens, L.; Loon, M. van; Mendelts, J.P.; Meijer, Y.; Reijnen, F.; Smits, E.; Waijjen, M. van; Gemeente Nijmegen
Publication Year 2023
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format application/pdf; image/jpeg
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (5.845 LON, 51.892 LAT); De Grift Noord; Nijmegen; Gemeente Nijmegen; Gelderland