IDDS Archeologie heeft in de periode november 2022 – januari 2023 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor de Duindoornlaan 34 in Katwijk, gemeente Katwijk. De doel- en vraagstelling van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied is gelegen in een duingebied dat zich bevindt bovenop rivierafzettingen behorende tot de Oude Rijn. De top van de rivierafzettingen wordt verwacht op ca. 0 m NAP (ongeveer 7,5 tot 10,5 m -mv). Het is onduidelijk of de top van de rivierafzettingen in het plangebied bewoonbaar was. Deze afzettingen worden waarschijnlijk niet bereikt (tenzij er sprake is van een fundering op palen) met de geplande ontwikkeling. Bovenop de rivierafzettingen bevindt zich Oud duinzand, afgedekt door Jong Duinzand. De diepte waarop de top van het Oud duinzand wordt verwacht varieert sterk, namelijk van 0,4 tot 5,0 m NAP. In het Oude duinzand kunnen humeuze niveaus aanwezig zijn. Die niveaus kunnen bewoonbaar zijn geweest. Eventuele archeologische waarden in, en op, die humeuze niveaus behoren mogelijk tot nederzettingsterreinen uit de periode IJzertijd – Vroege Middeleeuwen. Die waarden kunnen bestaan uit sporen (bijv. paalkuilen, paalgaten, waterputten, etc.) en resten zoals aardewerk, houtskool, vuursteen, (on)verbrand bot, etc. Het Jonge Duinzand wordt verwacht tot aan het maaiveld, of tot aan de onderzijde van een eventuele moderne ophooglaag. In het Jonge Duinzand kunnen, net als in het Oude duinzand, humeuze niveaus voorkomen die bewoonbaar zijn geweest. Eventuele archeologische waarden in, of op, die humeuze niveaus dateren mogelijk uit de Late Middeleeuwen en behoren tot nederzettingsterreinen. Die waarden kunnen bestaan uit sporen en resten. De verwachting voor archeologische waarden uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd in het plangebied is laag. Op basis van historisch kaartmateriaal blijkt dat het plangebied namelijk tot in de 19e eeuw grotendeels gelegen was in onontgonnen duingebied, buiten de historische dorpskern van Katwijk, en dat er geen aanwijzingen zijn voor bewoning in het plangebied. Het zuidelijk deel van het plangebied, het deel waar de akkers lagen in de 19e eeuw, zijn afgegraven. De diepte van afgraving is onbekend. Daarnaast is door de aanleg van de huidige bebouwing de ondergrond verstoord. De diepte van die verstoring is ook onbekend. Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat er in het plangebied archeologische waarden kunnen voorkomen vanaf 5,0 m NAP in de top van het Oude Duinzand. Ten tijde van het huidige onderzoek ligt 5,0 m NAP op 2,5 tot 5,5 m -mv. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek adviseert IDDS Archeologie om vervolgonderzoek uit te laten voeren bij bodemverstorende werkzaamheden die dieper reiken dan 5,0 m NAP (2,5 tot 5,5 m -mv). In de huidige bouwplannen gaan alleen de heipalen dieper dan 5,0 m NAP. Het heipalenplan (bijlage 5) kan niet worden beschouwd als archeologievriendelijk omdat de totale oppervlakte van de heipalen meer dan 2% van de oppervlakte van de nieuwbouw bedraagt. Vanuit archeologisch oogpunt bestaan er voor het vervolg verschillende opties: - Het heipalenplan wordt aangepast naar een archeologievriendelijk heipalenplan. De totale oppervlakte van de heipalen moet dan minder bedragen dan 2% van de oppervlakte van de nieuwbouw. De afstand tussen de heipalen moet minimaal 4 m bedragen. Eventueel kunnen heipalen op de rij dichter bij elkaar staan, mits de afstand tussen de rijen minimaal 4 m is. De lengte van de heipalen maakt hierin niet uit. - De heipalen worden niet dieper gezet dan 5,0 m NAP. - Er wordt een verkennend booronderzoek uitgevoerd om na te gaan of de bodemopbouw intact is en of er humeuze lagen aanwezig zijn.