Mevrouw Goedegebuur woonde aan de Korfmakersstraat en was thuis met haar moeder en haar broertjes toen hun huis werd beschadigd door het bombardement op 31 maart 1943. Vader was aan het werk bij Van den Bergh&Jurgens en kwam direct naar huis. Op straat zag mevrouw Goedegebuur hoe een aantal buurtgenoten slachtoffer werden van de brand. Het gezin werd opgevangen door familie. Vervolgens verhuisde het gezin naar Sportdorp, waar mevrouw Goedegebuur veel oude buurtgenoten terugzag. Tijdens de hongerwinter leed het gezin onder gebrek aan eten. Na de oorlog werd er in het gezin nauwelijks nog over het bombardement gesproken.
Op 31 maart 1943 vertrok een grote groep Amerikaanse bommenwerpers uit Engeland voor een missie boven Nederland. Doelwit was de haveninstallaties rond Rotterdam. Door slecht weer, moeilijke navigatie, de betrekkelijk hoge aanvliegroute en een sterke wind aan de grond kwamen ongeveer 70 zware brisantbommen terecht op de woonwijk Bospolder-Tussendijken. In de bedrijvige en dichtbevolkte buurt werden vrijwel alle huizen verwoest of beschadigd. Branden, die door de sterke wind werden aangewakkerd, konden moeilijk worden geblust vanwege een tekort aan water. De hulpverlening had door de paniek en de chaos weinig structuur. Bij het bombardement kwamen 326 Rotterdammers om. Honderden gewonden en duizenden daklozen moesten in de toch al moeilijke oorlogsomstandigheden worden opgevangen.Dit project heeft ooggetuigen van toen aan het woord gelaten. Hun verhalen brengen dit 'vergissingsbombardement' tot leven, laten zien wat de persoonlijke gevolgen waren en welke betekenis deze gebeurtenis had voor de sociale verbondenheid in de wijk. Ook komt de vraag aan de orde wat dit geallieerde bombardement betekende voor de anti-Duitse gezindheid van de betrokkenen.