In opdracht van de gemeente Ede heeft VUhbs archeologie een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven (IVO-P) uitgevoerd binnen de bebouwde kom van Bennekom. Het plangebied bevindt zich ten zuiden van de Robert Kochlaan en wordt van west naar oost doorsneden door de Swammerdamlaan. Het plangebied zal in de nabije toekomst worden ontwikkeld. De gemeente wil op deze locatie verschillende woningen bouwen. Bij deerkzaamheden die hiermee gepaard gaan zal de bodem waarschijnlijk diepgaand worden geroerd. Eventueel aanwezige archeologische resten zullen hierbij worden verstoord. Het proefsleuvenonderzoek had tot doel het vaststellen van de aan- of afwezigheid van archeologische resten. Indien deze zouden worden aangetroffen was een tweede doel deze resten te waarderen en aan de hand van de waardering een advies uit te brengen aan het bevoegd gezag met betrekking tot de eventuele vervolgstappen op het gebied van archeologie in de verdere ontwikkeling binnen het plangebied. In totaal zijn zeven proefsleuven verspreid over het plangebied aangelegd. In een aantal van deze sleuven zijn verschillende sporen gevonden die op basis van het tijdens het onderzoek verzamelde materiaal vermoedelijk omstreeks de overgang van de Late Bronstijd naar de Vroege IJzertijd gedateerd mogen worden. Naast deze sporen zijn, dikwijls op een iets hoger niveau in een laag die niet goed te duiden valt op grond van dit onderzoek, verschillende houtskoolmeilers aangetroffen. Deze kuilen werden in het verleden gebruikt om houtskool in te produceren. Vier van deze sporen zijn aan de hand van 14Conderzoek gedateerd tussen 694 en 1064 na Chr. Hierbij dient te worden opgemerkt dat een datering voor de monsters tussen 750 en 1050 na Chr. het meest waarschijnlijk is. Hoewel de conservering van de sporen over het algemeen niet heel goed is, geven de resten aanleiding om te spreken van twee behoudenswaardige vindplaatsen. De reden hiervoor is dat erven uit de IJzertijd in deze omgeving doorgaans klein en moeilijk op te sporen zijn, waardoor er nog niet veel zijn onderzocht. De informatiewaarde van de vindplaats uit de prehistorie is, zeker in relatie tot de resultaten van het nabijgelegen onderzoek ter hoogte van het voormalige Streekziekenhuis, vrij groot. Voor de middeleeuwse houtskoolmeilers geldt dat ze zijn gebruikt in een voor de regio zeer interessante periode. In deze tijd ontwikkelde zich op de Veluwe een sterke elite die zich onder meer bezig hield met ijzerproductie voor een grote afzetmarkt. De houtskoolmeilers wijzen op een vrij vroege ontginningsfase in dit gebied. Deze fase markeert de ingebruikname van de grond in de Vroege Middeleeuwen. Over deze periode is lokaal, maar ook regionaal nog niet veel bekend. Derhalve is ook de vroegmiddeleeuwse vindplaats als behoudenswaardig aangemerkt. Het bevoegd gezag wordt geadviseerd de aangetroffen sporen in situ te behouden. Indien dit niet mogelijk is binnen de voorgenomen plannen wordt geadviseerd om binnen het plangebied een vervolgonderzoek te laten plaatsvinden in de vorm van een opgraving. Op deze manier blijven de resten dan ex situ behouden. Hierbij wordt geadviseerd om deze opgraving in twee vlakken te laten uitvoeren aangezien er sprake is van stratigrafisch gescheiden sporen als gevolg van de verbruining.