De gemeente Tynaarlo is in het najaar van 2005 begonnen met het bouw- en woonrijp maken van het plangebied Ter Borch ten noorden van Eelderwolde. Omdat hierdoor bodemverstoringen plaatsvonden, vond hierbij in opdracht van de gemeente Tynaarlo archeologische begeleiding plaats. Aanleiding voor verder onderzoek aan de Ter Borchlaan is de vondst van bewerkt vuursteen en van archeologische grondsporen op twee locaties van het onderzochte terrein tijdens het uitvoeren van deze archeologische begeleiding. In overleg met de provinciaal archeoloog van Drenthe, dr. W.A.B. van der Sanden, werd besloten tot het uitvoeren van een archeologisch waarderend onderzoek om de omvang en fysieke kwaliteit van de twee vindplaatsen vast te stellen.
In opdracht van de gemeente Tynaarlo heeft Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) dit onderzoek uitgevoerd. Het veldwerk vond plaats op 3,4 en 5 mei 2006 en is uitgevoerd door A. Wieringa en B. Schomaker, ondersteund door dr. H. Buitenhuis, op 3, 4 en 5 mei 2006.
Conclusie en aanbeveling:
Het onderzoek middels megaboringen heeft aangetoond is dat er in het plangebied Ter Borch sprake is van archeologie. Dit geldt voor de beide onderzochte terreinen in het plangebied. Voor beide deelgebieden geldt dat, door recente werkzaamheden en reeds bestaande infrastructuur en bebouwing, het terrein ten oosten van de onderzoeksgebieden archeologisch gezien voor een groot deel als verloren kan worden beschouwd. Het onderzoeksterrein zelf, en de gronden westelijk daarvan zijn echter (relatief) onverstoord gebleven.
Voor het noordelijke deelgebied, locatie 1, wordt, gezien de intactheid van de bodemopbouw en de daarin aangetroffen archeologie, zonder meer vervolgonderzoek aanbevolen. Het aanleggen van proefsleuven om het precieze karakter van de vindplaatsen vast te stellen lijkt daarvoor de meest geeigende methode.
Voor het zuidelijk deelgebied lijkt er sprake van bewoningssporen uit de Middeleeuwen. De kans dat vindplaatsen uit het Mesolithicum, gezien het kleinschalig karakter met weinig grondsporen voor dit type vindplaatsen intact worden aangetroffen, is niet groot. Er is wel kans op bewoningssporen uit het Neolithicum, maar ook hier is de vraag hoezeer de landbewerking van de laatste jaren deze sporen heeft aangetast. Om de aard van de sporen uit de Middeleeuwen te kunnen bepalen is het aan te raden een proefsleuvenonderzoek uit te voeren. Tijdens dit vervolgonderzoek kan ook dan de eventuele intactheid van vindplaatsen uit de steentijd worden vastgesteld.
