Gedurende het onderzoek zijn er twaalf sleuven aangelegd met een totaaloppervlak van circa 2200 m2. Als aanvulling op het Programma van Eisen zijn in de sleuven 1 en 2 twee zeefvakken van 1 m2 uitgezet. Binnen deze zeefvakken is de top van het dekzand in vier vakken van 50 bij 50 cm en 5 cm dik gezeefd tot een diepte van 15 cm. Doel van de zeefvakken was inzicht te krijgen in de aanwezigheid van een vuursteenvindplaats in de top van het dekzand. Het beeld van de bodemopbouw zoals verkregen van het proefsleuvenonderzoek komt goed overeen met het beeld zoals dat uit het vooronderzoek naar voren is gekomen. Onder een verstoord/opgehoogd pakket met een zeer variabele dikte opgebracht in de tweede helft van de 20e eeuw zijn komafzettingen aangetroffen. De komafzettingen bestaan uit kalkloos tot licht kalkhoudend, blauwgrijs tot lichtgrijs sediment. De samenstelling van het sediment bestaat over het algemeen uit matig siltige klei. De bij het onderzoek aangetroffen archeologische resten kunnen onderverdeeld worden in twee vindplaatsen: vindplaats 1 betreft muurresten en aanverwante sporen die vermoedelijk samenhangen met de voorheen binnen het plangebied aanwezige buskruitfabriek, vindplaats 2 betreft de sporen van landschapsinrichting en infrastructuur zoals perceelgreppels en de resten van een weg. De muurresten worden gerekend tot vindplaats 1. In totaal gaat het om vijftien poeren en drie restanten van muren, verspreid over de sleuven 1, 2 en 6. Op grond van de voor het bureauonderzoek geraadpleegde historische kaarten kunnen de muurresten direct gerelateerd worden aan de voorheen in het onderzoeksgebied aanwezige kruitfabriek. Van de kruitfabriek zijn min of meer gedetailleerde kaarten beschikbaar uit 1740 en 1821. Het muurwerk in sleuf 2 lijkt als enige niet te passen in de plattegrond van de Inventariserend Veldonderzoek 8 kruitfabriek. De ligging van dit muurwerk lijkt wel overeen te komen met die van een huis dat pas aangegeven staat op een kaart uit 1922. Dit huis lijkt, op grond van historisch kaartmateriaal, in de 2e helft van de 19e eeuw of het begin van de 20e eeuw te zijn gebouwd. Op de verschillenden topografische kaarten is het huis zichtbaar tot aan de inrichting van het terrein voor rioolwaterzuivering in de jaren ’60 van de 20e eeuw. Vindplaats 2 omvat de resten van percelering en een weg. De vindplaats beslaat vrijwel het gehele onderzoeksgebied. Greppels zijn, los van de beide greppels die de weg begrenzen, aangetroffen in de sleuven 2, 5, 7, 8, 9 en 11. Opvallend is dat, afgezien van twee greppels in sleuf 2 en 7, de meeste greppels noordwest-zuidoost georiënteerd zijn, terwijl de overwegende perceleringsrichting op de historische kaarten noordoost-zuidwest is. Daarmee lopen de meeste greppels wel parallel met de Hoofddijk of Loevenhoutsedijk. In de sleuven 6 en 12 zijn sporen aangetroffen van een met een puindek verharde weg, geflankeerd door twee greppels. De ligging van deze weg komt over een met die van de Hoofddijk of Loevenhoutsedijk zoals aangegeven op de historische kaarten tot in de jaren ’60 van de 20e eeuw. De weg bestond uit een laag baksteenpuin direct geplaatst op de ‘schone’ klei. Op en onder het baksteenpuin waren nog karrensporen zichtbaar. De aan de weg grenzende oever van de zuidelijke greppel was verstevigd met een beschoeiing bestaande uit een rij ingeslagen palen en planken. Anders dan de naam van de weg doet vermoeden is er geen sprake van een echte dijk, er zijn geen sporen van ophoging aangetroffen, anders dan de puinverharding. In beide greppels is plastic aangetroffen, aantonend dat de greppels tot ver in de 20e eeuw nog openlagen.
Date: 31/08/2015 (veldwerk)