In opdracht van de gemeente Haaren heeft BAAC bv een Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. Proefsleuven uitgevoerd in het plangebied Leypad te Haaren, gemeente Haaren. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen bouw van woningen. Het terrein is gelegen in het centrum van Haaren, ten zuidoosten van de Sint-Lambertuskerk. Het is de voormalige locatie van basisschool De Klim-Op, waarvan het schoolgebouw recentelijk gesloopt is.Voor het terrein zijn eerder een bureau- en booronderzoek uitgevoerd. Op basis hiervan heeft de gemeente besloten om in het westelijke deel van het plangebied (het huidige onderzoeksterrein) een proefsleuvenonderzoek uit te voeren. Gezien de ligging van het onderzoeksterrein binnen de historische kern van Haaren, nabij de Pastorijhoef, werden archeologische resten uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd verwacht. Oudere bewoningsresten werden niet direct verwacht vanwege de relatief lage ligging van het onderzoeksterrein in het beekdal van de Ruysbossche Waterloop.Uit het proefsleuvenonderzoek kwam naar voren, dat het onderzoeksterrein echter niet is gelegen in het beekdal, maar daar vlak buiten, in relatief laag gelegen en nat gebied op de overgang naar de hoger gelegen gronden in het westen. Het onderzoeksterrein bevindt zich in een fluvioperiglaciaal dal dat in het Weichselien is gevormd. In het Holoceen ontstond in dit dal de huidige Ruybossche Waterloop. De natuurlijke ondergrond ter plaatse bestaat dan ook uit fluvioperiglaciale afzettingen (sneeuwsmeltwaterafzettingen) en dus niet uit beekafzettingen.In de meest intacte delen van het onderzoeksterrein is de top van de C-horizont aangetroffen op zo’n 50 cm beneden het maaiveld. Deze C-horizont wordt afgedekt door een humeus ophogingsdek, waarvan de top recent verstoord is geraakt. In het zuidwesten van het onderzoeksterrein is vermoedelijk sprake van een natuurlijke depressie. De natuurlijke bodem ligt hier minstens 50 cm dieper dan op de rest van het terrein en bestaat uit een C-horizont met daarboven een natuurlijke A-horizont.In het meest intacte deel van het onderzoeksterrein zijn paalsporen en kuilen aangetroffen. Deze concentreren zich met name in werkput 3, maar ze zijn ook in de overige werkputten aanwezig en zelfs in de natuurlijke depressie. De sporen vormen twee vindplaatsen; de subrecente vindplaats 1 die samenhangt met de aanwezigheid van het erf van de Pastorijhoef en vindplaats 2, die duidelijk ouder is. De ouderdom daarvan kan vanwege het ontbreken van vondstmateriaal slechts globaal gesteld worden op ijzertijd – nieuwe tijd.Vooral in het westen van het onderzoeksterrein is sprake van diepe verstoringen van de bodem. Deze zijn deels het resultaat van de recente sloop van het schoolgebouw. De verstoring reikt tot diep in de C-horizont. Op deze plaatsen is het archeologisch niveau verstoord. Mogelijk resteert alleen nog een enkele diepe kuil.Vindplaats 2 is op basis van de fysieke en inhoudelijke criteria behoudenswaardig. De te behouden zone van het onderzoeksterrein is 2.674 m2 groot. Het omvat de zone van en rondom werkput 3 en 4, tot aan werkput 2 waar de bodem diep is verstoord en de meeste sporen zullen zijn verdwenen. Omdat ook in de zuidelijke helft van werkput 1 sporen van vindplaats 2 bewaard zijn gebleven (op de plek van de lokale depressie) valt ook deze zone binnen de behoudenswaardige zone.