Naam Nurman PasaribuAchternaam PasaribuGeboorteplaats Jakarta, IndonesiëWoonplaats: Indonesia 1946 - 1969; Suriname 1969 - 1975; Nederland 1975 -Ik ben in Jakarta geboren. In 1969 ben ik naar Suriname gegaan om mij te voegen bij mijn vader, die al in 1968 met zijn gezin naar Suriname was vertrokken. Ik was in Indonesië achtergebleven met de bedoeling om eerst te studeren en daarna mijn vader te volgen. Maar het was erg onrustig in Indonesië. In 1968-1969 braken er veel studentenacties uit. Er werd gestaakt, waardoor van studeren niets terecht kwam.
Mijn vader Amir Pasaribu was aangetrokken door de Stichting Culturele Samenwerking Suriname en de Nederlandse Antillen (Sticusa) om in Suriname te werken als muziekleraar aan de muziekschool van het Cultureel Centrum Suriname (CCS) aan de Gravenstraat. Hij gaf les in piano en cello. In Indonesië was mijn vader een vooraanstaand componist geweest. Hij had er onderwijs in de Westerse muziek geïnitieerd. Op 17 augustus, de dag van de Indonesische Onafhankelijkheid, werd altijd een stuk muziek van mijn vader ten gehore gebracht.Mijn vader had besloten om Indonesië te verruilen voor Suriname, omdat hij teleurgesteld was in de Indonesische overheid. Hij wilde zijn talenten ontwikkelen, maar dat werd hem in die tijd onmogelijk gemaakt. Zijn verbondenheid aan Sticusa dateerde van de periode dat Sticusa in Indonesië actief was. In die tijd had hij in Yogjakarta een muziekschool opgezet en een kunstopleiding voor leraren in Jakarta. Hij was dus geknipt voor uitzending naar Suriname.
In 1995 is mijn vader na 30 jaar verblijf in Suriname terug gegaan naar Indonesië. Daar werd hij in 2004 namens de Indonesische regering gedecoreerd door President Megawati Sukarnoputri. Dat was alsnog een erkenning voor dat wat hij heeft betekend voor Indonesië. Ik ben daar erg trots op. In februari 2010 is mijn vader op 95-jarige leeftijd overleden. Ik ben naar Indonesië gegaan om hem te begraven.
Ik ben in 1969 naar Suriname vertrokken, omdat de universiteiten in Indonesië door de demonstraties gesloten bleven. Ik heb mijn vader gevraagd om mij naar Suriname te halen. In Suriname heb ik in eerste instantie bij het Indonesisch Consulaat gewerkt. Daar ben ik door de Consul Generaal Bambang Saptodewo gevraagd om de 'pramuka' (padvinderij) te leiden. Er was een groep, de IPI (Ikatan Pemuda Indonesia: bond van Indonesische jongeren) , die affiniteit had met Indonesië en zodoende raakte ik betrokken bij de Javaanse jongerenbeweging in Suriname. Ik maakte van dichtbij het bewustzijn en de vaderlandsliefde voor Indonesië en Suriname onder de jongeren mee.In die tijd was ik ook actief bij de radio-uitzendingen van Radio Melati van Amir Matsalimin en bij die van Siaran Suara Indonesia via Radio Paramaribo. Die radio werd gesponsord door het Indonesisch Consulaat en zond elke zondag uit.Ik kwam ook in contact met de jongeren van PBI, de politieke partij van Bapak Djojoprayitno. Ik had ook relaties met toko Surindo van Pak Sastro, een repatriant van 1954, die zich in de jaren zestig opnieuw in Suriname vestigde. Hij sponsorde Indonesische muzikanten, zoals Waldjinah en Mus Mulyadi, die hij naar Suriname haalde. Zo ontstond er een trend in Indonesische muziek. Ik begeleidde deze artiesten naar Moengo en andere oorden. In die jaren kwamen er nog meer Javanen terug in Suriname, die in 1954 met de Yayasan Tanah Air waren teruggegaan naar Indonesië. Zij brachten veel ervaring van Indonesië mee terug.
In 1975 ben ik naar Nederland geëmigreerd, geïnspireerd door de beweging van Dasiman en Somohardjo. Hun standpunt was dat de voorbereiding van de onafhankelijkheid van Suriname voor de Javanen niet gunstig was, en ik onderschreef dat. Ik deelde de mening van Dasiman en Somohardjo dat het voor de Javanen beter was om naar Nederland te vertrekken voor een betere garantie van hun toekomst. Dat is later ook gebleken.Ik was getrouwd en had al twee kinderen in Suriname gekregen. Eerst waren wij gehuisvest in een opvangcentrum in Oostkapelle en daarna in Tilburg. Later kregen wij een huis in Zaltbommel. Daar vond ik ook een baan bij het bedrijf Van Bruchem, een deurenfabriek. Daar heb ik bij elkaar 32 jaar gewerkt. In de laatste vijf jaar voor mijn vervroegd uittreden in 2009 werkte ik voor de moedermaatschappij van het bedrijf, Dorwin Holding.
Ik ben blij dat ik mijn steentje heb kunnen bijdragen. Ik heb deze eigenschap omdat ik op een katholieke school heb gezeten. Daarom ben ik op de hoogte van de beleving van een andere godsdienst om respect voor andere godsdiensten op te kunnen brengen, maar tegelijkertijd om op te komen voor de belangen van de eigen godsdienst. In de vereniging Rachmatullah Islam kan ik me uitleven.Brabant is een katholieke vesting, maar als moslimgemeenschap hebben wij respect kunnen krijgen van de plaatselijke bevolking. Wij hebben in de laatste jaren bijeenkomsten georganiseerd tijdens de vastenperiode, die werden bijgewoond door buurtbewoners, dominees en pastoren. Ze hebben hierdoor inzicht gekregen hoe het er aan toe gaat in een moskee. Zij deden mee met het gebed, knielden mee met de 'sujud', wat ik echt niet had verwacht. De burgemeester heeft de moskee geprezen voor de belangrijke rol in de gemeenschap.
Lid zijn van de cliëntenraad van verzorgingstehuis 'Nieuw Beekvliet' (in Sint Michielsgestel) betekent dat wij gehoord worden door de directie wanneer ze iets willen introduceren. Wij worden geraadpleegd bij alle plannen, ook kunnen wij voorstellen doen. Nu is slechts 10 % van de capaciteit van Nieuw Beekvliet door Javanen bezet. Het is eigenlijk jammer van de moeite die Dasiman heeft genomen om een verzorgingshuis voor Javanen op te zetten.Mensen komen wel voor de moskee. Het is een ontmoetingsplaats voor de Javanen uit alle delen van Nederland. De doorstroom van Javanen voor het verpleeghuis is niet groot. Ik loop met nieuwe ideeën om te anticiperen op het aantal ouderen onder de mensen die ouder zijn dan 65 jaar en in 1975 zijn geëmigreerd. Wij willen kijken of er behoefte is om te wonen in een woongemeenschap, zoals in Den Haag, Hoogezand-Sappemeer, Tilburg. Ik heb al twee keer een poging gedaan tot een onderzoek, maar er is weinig respons. De directie wil haar medewerking verlenen om eventueel een derde verdieping te bouwen op Nieuw Beekvliet. De groep van 60+ wil echter nog niet vooruitkijken en steekt de kop in het zand. Men wil niet met de realiteit worden geconfronteerd. Ze vinden het een zaak van latere orde.
Aan de andere kant moeten wij ons afvragen of het wel goed is om Javanen bij elkaar te laten wonen. Is het niet beter dat ze gewoon onder de Nederlanders wonen? Je woont toch in Nederland? De integratie van de Javanen is geruisloos verlopen, wij zijn niet bang voor Wilders, wij vormen geen bedreiging voor hem. We zijn goed geïntegreerd, je ziet geen Javaan in de gevangenis vanwege criminaliteit.Interviewer: Kemie TosendjojoBewerkt door: Hariëtte MingoenProjectcoördinatie: Rosemarijn Hoefte (KITLV) en Hariëtte Mingoen (STICHJI)
Tot aan 1939 werden circa 33.000 Javanen naar Suriname overgebracht. Na hun contractperiode vestigde de meerderheid zich in Suriname. Slechts een minderheid keerde terug naar Indonesië. De meest beschreven terugkeer is de georganiseerde repatriëring in 1954 van circa 1000 personen naar Indonesië. Deze bestond uit Javaanse ex-contractarbeiders en hun in Suriname geboren (klein)kinderen. Tegen beter weten in kwamen zij niet terecht op Java, maar in Tongar, een plaatsje in West-Sumatra. Daar bleven de meesten niet lang. Hun zoektocht naar een beter leven bracht hen naar andere plaatsen in Indonesië: Pekanbaru, Padang, Medan, Jambi, Jakarta, maar ook opnieuw naar Suriname.Veel minder bekend is de groepsmigratie in 1953 van enkele tientallen Javanen naar het buurland Frans Guyana. Vermoedelijk zijn tot aan het eind van de jaren 60 nog meer personen in groepsverband naar Frans Guyana vertrokken. Tijdens de Surinaamse binnenlandse oorlog weken ook Javanen, vooral vanuit Moengo en Albina, naar Frans Guyana uit. Volgens de Franse bevolkingsgegevens van 2005 wonen momenteel zo’n 1900 Javanen in Frans Guyana.De meest recente omvangrijke landverhuizing van Javaanse Surinamers vond plaats vóór de onafhankelijkheid van Suriname in 1975, dit keer uit Suriname naar Nederland. In de ban van politieke leiders die van mening waren dat de onafhankelijkheid niet goed zou uitpakken voor de positie van de Javanen, vertrokken circa 22.000 Javanen naar Nederland. Onder hen bevonden zich ook degenen die het eerder hadden geprobeerd in Indonesië en in Frans Guyana.Deze meervoudige migratie van de Surinaamse Javanen, is het onderwerp van het levensverhalen project Javaanse Migratie en Erfgoedvorming in Suriname, Indonesië en Nederland. Om van de meervoudige migratiebewegingen en de persoonlijke ervaringen van de Javaanse migranten een helder beeld te krijgen, is een oral history-project opgezet rondom migratie en erfgoedvorming onder de Javanen in Suriname, Indonesië en Nederland.Aan dit project werkten het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) en de Stichting Comité Herdenking Javaanse Immigratie (STICHJI) samen.De interviews zijn te beluisteren op de website van Javanen in Diaspora, de metadata en de samenvattingen van de interviews zijn opgeslagen in EASY.