Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven in fase 1 en 2 van het plangebied Beek en Donk-Beekse Akkers, gemeente Laarbeek

DOI

Conclusies en AanbevelingenGedurende het proefsleuvenonderzoek in fase 1-2 van het plangebied Beekse Akkers zijn vier archeologische vindplaatsen gedefiniëerd. Het karakter van vindplaats A - verspreide bewoning uit de prehistorie of Romeinse tijd - is hypothetisch, met name omdat het centrale deel van de hoogte waarop deze ligt niet kon worden onderzocht. Vindplaats B omvat meerdere verspreide en éénfasige erven uit de Volle Middeleeuwen (11de-13de eeuw na Chr). De vindplaatsen C en D bestaan uit laat- en/of post-middeleeuwse bewoningssporen.Het proefsleuvenonderzoek heeft vindplaatsen (C en D) opgeleverd die in het gebied liggen dat na het IVO-booronderzoek als oninteressant was gekarakteriseerd. De zone direct ten zuiden van de Middenakkerweg is zeker ook niet af te schrijven, hoewel weinig concreets is bekend geworden over vindplaats A. Het perceel van de ADC-boringen 159-164 blijkt niet geheel verstoord te zijn; mogelijk is een depressie als verstoring geïnterpreteerd.Zowel op grond van de fysieke als de inhoudelijke kwaliteit zijn de vindplaatsen B en C in principe behoudenswaardig. Omdat de conservering van een deel van de grondsporen op vindplaats B slecht is en het vindplaatstype op zich niet echt zeldzaam, lijkt het echter niet nodig over te gaan tot behoud in situ. Het laatste geldt eveneens voor vindplaats C. De middelhoge waardering voor zeldzaamheid wordt namelijk niet bepaald door het geringe aantal voorbeelden in Zuid-Nederland, maar door de stand van onderzoek. Op beide vindplaatsen zou vlakdekkend onderzoek dienen plaats te vinden. Vooralsnog zijn er te weinig aanwijzingen om vindplaats A te beschermen of op te graven. Het valt te overwegen hier nog enkele proefsleuven te trekken, maar dan vooral op het perceel dat nu nog gedeeltelijk bebouwd is. Een dergelijk onderzoek kan het beste plaatsvinden tijdens een eventueel vervolgonderzoek, zodat direct tot opgraving van relevante sporen kan worden overgegaan. Vindplaats D hoeft niet te worden beschermd of opgegraven gezien de lage fysieke kwaliteit. Nadrukkelijk dient te worden vermeld dat het bovenstaande een selectieadvies is dat door het bevoegd gezag kan worden omgezet in een selectiebesluit.Indien wordt besloten op vindplaats B en C vlakdekkend onderzoek te laten plaatsvinden, impliceert dit niet dat het betreffende areaal compleet moet worden opgegraven waarbij alle grondsporen tot in alle detail worden bestudeerd. Op vindplaats B kan de omgeving van enkele concentraties sporen nader worden bestudeerd. Als complete gebouwen en erven aanwezig blijken, kunnen deze volledig worden opengelegd. Het belangrijkste is vast te stellen hoe de erven waren samengesteld/uitgelegd en uit welke fase van de Volle Middeleeuwen zij dateren. Dit kan worden vastgesteld op basis van de gebouwtypen, vondsten en of dendrochronologie (van waterputbekistingen). Voor vindplaats C kan na de aanleg en het documenteren van een archeologisch vlak worden bepaald welke structuren en sporen in aanmerking komen voor nader onderzoek. Het is relevant hier vast te stellen in welke periode(n) van bewoning sprake was en wat de uitleg en samenstelling van het erf was.

Date: 12-09-2005 (aanvang onderzoek)

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-xwh-5mex
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-xwh-5mex
Provenance
Creator H.A. Hiddink
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor b.u.l.k. archeologie, import; ACVU-HBS
Publication Year 2015
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact b.u.l.k. archeologie, import (DANS)
Representation
Resource Type Dataset
Format text/xml; application/pdf
Size 6945; 7891; 850; 2623; 2195341
Version 2.0
Discipline Humanities