SamenvattingTransect heeft in juni 2014 een archeologische begeleiding (protocol opgraven) uitgevoerd in plangebied Beekzicht in Zundert (gemeente Zundert). Omdat vlakbij het plangebied ARDO B.V. een loods heeft opgericht en haar activiteiten aanzienlijk heeft vergroot, is voor het plangebied een inrichtingsplan opgesteld, waarin voorzien is in de aanleg van een natuurgebied en enkele retentiebekkens. Voor de realisatie ervan zijn ontgrondingen gepland. Omdat het gebied op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Zundert een hoge archeologische verwachting heeft, vormt de uitvoering van archeologisch onderzoek een verplicht onderdeel bij de ontgronding. De verwachting betreft echter met name off-site elementen, die moeilijk met regulier archeologisch vooronderzoek op te sporen zijn (Bente, 2014). (Pre-)historische nederzettingen werden daarbij niet vermoed. Om de archeologische onderzoeksplicht invulling te geven, is daarom ervoor gekozen de ontgrondingswerkzaamheden onder archeologische begeleiding (protocol opgraven) te laten plaatsvinden. Dit rapport beschrijft de resultaten van dit onderzoek.In het plangebied zijn meerdere archeologische sporen aangetroffen. Deze zijn terug te brengen tot natuurlijke sporen en tot sporen van menselijk handelen in de (late) middeleeuwen. Dit handelen heeft voornamelijk betrekking op het gebruik als akkerbouwgebied (verkavelingsgreppels) en in een meer recent verleden als gebied met veel boomkwekerijen (boomplantgaten).Het archeologisch sporenvlak wordt afgedekt door een circa 60 cm dik akkerlaag, dat sterk gehomogeniseerd is en doorwoeld tot in het dekzand. Ondanks dat is in de top van het dekzand nog een Cg-horizont aanwezig en op een tweetal plekken nog een B-horizont. De oorspronkelijke bodem zal bestaan hebben uit een veldpodzol. Dit duidt op een bodem die in elk geval droog genoeg was voor beakkering en beweiding. Voor bewoning was de bodem wellicht (in delen van het jaar) te nat. De bodemopbouw in het beekdal is niet meer vast te stellen. De oorspronkelijke beek is opgeschoond en dichtgeschoven, waarbij het oorspronkelijk profiel is verstoord. In de uiterste zuidoosthoek is een klein hoekje van de oorspronkelijke beekvulling waargenomen in het vlak. Dit lag echter onder een dik pakket verstoorde lagen, zodat ook hier geen profiel kon worden gedocumenteerd. De beekvulling zelf was organisch met resten rietstengels. De landschappelijke omgeving kan gekenmerkt worden als een flank van een beekdal, ofwel de overgang van de hooggelegen, droge gronden, naar de nattere gronden in het beekdal zelf. Deze overgangen waren niet altijd geschikt voor bewoning. De aanwezigheid van een B-horizont wijst er echter op dat het terrein tenminste droog genoeg was om te akkeren. Ook werd het vee er geweid. Dit laat echter nauwelijks archeologische sporen na.De top van het bodemprofiel bestaat in het hele onderzoeksgebied uit een akkerlaag. In het westelijk deel van het ontgraven gebied bevond zich een zone met zeer veel natuurlijke sporen. De (laat)middeleeuwse sporen bevinden zich aan de westelijke kant van het terrein (twee greppels) en aan de oostelijke kant (boomplantgaten). De vondsten zijn alle uit het bovenliggende akkerpakket gedaan en zijn mogelijk met de opgebrachte (plaggen)bemesting meegekomen.De sporen kunnen gerelateerd worden aan het agrarisch gebruik van het terrein. Boomplantgaten horen tot de fase dat het terrein als boomkwekerij in gebruik was; een bezigheid waarvoor het gebied tot op de dag van vandaag bekend staat. De twee greppels houden verband met de opdeling van het terrein in kavels.De vondsten zijn alle te koppelen aan het akkerpakket dat het archeologisch niveau afdekt. Ze zijn mogelijk met de bemesting op het terrein terecht gekomen.Het is moeilijk om van aparte sites te spreken. Het plangebied is in gebruik als akkercomplex, in verschillende fases. Op basis van de sporen kunnen minstens twee fases aangewezen worden, met een verschil in oriëntatie van de aangetroffen greppels. Op gegeven moment wordt het terrein afgedekt met een plaggendek. Dit kan mogelijk gelijktijdig zijn geweest met (één van de) verkavelingsfases. Met het opgebrachte plaggendek is vondstmateriaal meegekomen, met een datering van ná 1793.