Gespecificeerde archeologische verwachtingOp basis van het bureauonderzoek en conform de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Oost Gelre, kunnen er in het plangebied archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden vanaf het Laat-Paleolithicum. De kans op het voorkomen van resten uit de perioden Laat-Paleolithicum t/m Late-Middeleeuwen wordt hoog geacht, vanwege de veronderstelde ligging van het plangebied op hoog gelegen terrastrestrug (behorend tot het Laagterras) dat afgedekt is met (gordel)dekzand. Voor zowel Jagers-Verzamelaars als voor Landbouwers vormde deze landschappelijke eenheid een geschikte (tijdelijke) bewoningslocatie. Voor de periode Nieuwe tijd geldt een lage trefkans op het voorkomen van restanten van historische erven, aangezien geraadpleegd historisch kaartmateriaal aangeeft dat het plangebied vanaf de 16e eeuw tot begin jaren ’90 van de 20e eeuw alleen een agrarisch gebruik heeft gekend. Tevens worden er binnen de begrenzing van het plangebied geen restanten van approches (loopgraaf met vulling/vermengde grond waarmee de loopgraaf gedempt is) verwacht, als onderdeel van de Circumvallatielinie uit 1627.Resultaten inventariserend veldonderzoekDe resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase direct gecombineerd met de karterende fase) laten een sterk verstoorde bodemopbouw zien. Onder de halfverhardingslaag zijn sterk gevlekte en daarmee verstoorde bodemlagen aangetroffen tot een diepte van gemiddeld 145 cm -mv. Hieronder is sprake van een scherpe overgang plaats direct naar de 1C-horizont. De natuurlijke bodemopbouw betreft nog een dunne laag/dun restant van het pakket dekzandafzettingen met hieronder ijssmeltwater-/grondmoreneafzettingen. Op grond van de gezette boringen is zowel het archeologisch potentiële vondst- als sporenniveau volledig vergraven. Er zijn verder ook geen archeologische indicatoren aangetroffen.ConclusieGeconcludeerd wordt dat er op basis van de resultaten van het booronderzoek er geen aanwijzing zijn om nog restanten van een archeologische vindplaats binnen het plangebied te verwachten. Er zijn dus geen gevolgen voor de voorgenomen bodemingrepen. De gespecificeerde archeologische verwachting op basis van het bureauonderzoek, waarbij een middelhoge verwachting gold op het aantreffen van archeologische indicatoren uit de perioden Laat-Paleolithicum t/m Late-Middeleeuwen, kan dan ook worden bijgesteld naar een lage verwachting. Voor de periode Nieuwe tijd was de verwachting al laag.AdviesOp grond van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek adviseert Econsultancy om, ten aanzien van de geplande bodemingrepen, in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ), geen vervolgonderzoek te laten plaatsvinden. Er is sprake van een diepgaande, sterk verstoorde bodemopbouw binnen het plangebied, waardoor archeologische resten niet meer in situ worden verwacht (archeologisch potentiële sporen-/vondstniveau is sterk aangetast dan wel volledig verwijderd). Daarnaast zijn er geen archeologisch relevante indicatoren aangetroffen tijdens het onderzoek. Een archeologische vindplaats wordt niet meer verwacht binnen het plangebied.Er is geprobeerd een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethode. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Econsultancy wil de opdrachtgever er daarom ook op wijzen dat, mochten tijdens de geplande werkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen, er conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet uit juli 2016 een meldingsplicht geldt bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed), de gemeente Oost Gelre of de provincie Gelderland.
Date Accepted: 03-09-2021
Date Accepted: 2021-09-03