Duidelijk is dat het onderzoeksgebied plaatselijk is verstoord, met name aan de westzijde van het plangebied, tot een diepte van circa 85 cm beneden het opgravingsvlak. Ter plaatse van werkput 1 is grotendeels dan ook geen esdek meer aanwezig. Ter plaatse van werkput 2 en 3 is wel een esdek aangetroffen met een dikte van ongeveer 20 tot 60 cm. Opvallend is dat het esdek dikker is, juist daar waar een lichte depressie aanwezig is, zoals middenin werkput 2. Het lijkt erop dat het hele plangebied bij ontginning is geëgaliseerd en dat alleen plaatselijk, waar lichte depressies aanwezig zijn een intact bodemprofi el bewaard is gebleven. In het esdek zijn twee fasen te onderscheiden. In het onderste, iets lichter gekleurde esdek, zijn twee vondsten gedaan uit de 15de of 16de eeuw. Dit komt overeen met een datering van het esdek in de late middeleeuwen tot in de nieuwe tijd, die is vastgesteld bij het onderzoek van Archol. In het bovenste esdek zijn geen vondsten aangetroffen. De algemene datering van de archeologische resten is vastgesteld van de late middeleeuwen tot de nieuwe tijd. Hierbij betreft het voornamelijk ontginningssporen, zoals kuilen en greppels. Deze liggen verspreid over het onderzoeksterrein. Archeologische overblijfselen van voor deze tijd ontbreken. Van verwachte sporen en vondsten uit de ijzertijd en Romeinse tijd of vroege middeleeuwen is geen sprake.