p basis van de resultaten geldt voor wat betreft het Neolithicum een lage archeologische
verwachting, aangezien in die tijd het plangebied in een waddenzee gelegen heeft. Deze
omstandigheden waren dermate nat, dat ze geen bewoningsmogelijkheden bodem. Er zijn immers ook
geen aanwijzingen of sporen van bodemvorming of rijping in de top ervan waargenomen. De kans dat
zich daarom een intacte vindplaats uit het Neolithicum in het plangebied bevindt is hierdoor klein.
De top van het veen is niet meer intact en zichtbaar veraarde trajecten ontbreken. Ook binnen het
veen zijn geen aanwijzingen voor relevante bodemniveaus waargenomen. Zodoende is de
archeologische verwachting op resten uit de periode Bronstijd-Vroege Middeleeuwen laag.
Voor wat betreft de Late Middeleeuwen-Nieuwe tijd is de verwachting in het plangebied hoog. In het
westen en noorden van het plangebied zijn hiervoor concrete aanwijzingen aangetroffen tijdens het
booronderzoek. Hier is een boring gestaakt in puin (mogelijk als onderdeel van historische bebouwing)
en zijn dikke antropogene, historische ophooglagen aanwezig van zandig veen. In combinatie met het
gegeven dat vanaf het begin van de 17e eeuw in het plangebied bebouwing aanwezig is evenals in het
5
begin van de 19e eeuw kunnen in dit deel van het plangebied onder de huidige bebouwing en
verharding oudere bebouwingsresten aanwezig zijn. Gezien de dikte van de ophooglagen en de
ouderdom van Leimuiden kunnen in het plangebied resten te verwachten zijn die teruggaan tot in de
12-13e eeuw, zo’n beetje de beginfase van Leimuiden.