Gespecificeerde archeologische verwachtingOp basis van het archeologisch bureauonderzoek heeft het plangebied een middelhoge verwachting op het voorkomen van archeologische resten daterend uit de Steentijd en een hoge verwachting op het voorkomen van archeologische resten daterend vanaf de Late-IJzertijd. Het plangebied ligt namelijk op een oeverwal, welke gevormd is in de tijd dat de Waal stroomgordel actief was (voordat bedijking plaatsvond). De Waal stroomgordel is gevormd vanaf 200 voor Chr. Onder de oeverwal bevindt zich een terrasrug, als deel van het Laagterras. De hoger gelegen terrasruggen zijn in archeologisch opzicht van betekenis omdat dit in de prehistorie soms duizenden jaren lang de hoogste en daarmee meest geschikte locaties waren voor bewoning, met name nabij grotere Pleistocene geulinsnijdingen. Archeologisch onderzoek in de omgeving van het plangebied, als door particulieren aangetroffen vondstmateriaal, laten zien dat tijdens en na de vorming van relatief hooggelegen oeverwallen langs de rivier de Waal deze gebieden zeer geschikte bewoningslocaties vormde. Hier konden diverse agrarische activiteiten worden ontplooid, vooral na de ontginning van het gebied in de 9e/10e eeuw, waardoor het zogenaamde Oud Cultuurland werd vormgegeven (het plangebied ligt binnen het Oud Cultuurland). Beschikbaar historisch kaartmateriaal laat zien dat het plangebied vanaf in ieder geval het begin van de 19e eeuw in agrarisch gebruik was en rond begin jaren ’30 van de 20e eeuw tot het boerenerf ging behoren gelegen aan de Haneman 3. Conclusie en adviesHet bureauonderzoek toont aan dat er zich in het plangebied mogelijk archeologische waarden kunnen bevinden. In het bijzonder vanwege de ligging van het plangebied op een oeverwal gevormd ten tijde dat de Waal stroomgordel actief was, wordt geconcludeerd dat het plangebied een hoge verwachting heeft op het aantreffen van archeologische waarden daterend vanaf de Romeinse tijd. Vanwege de in dit bureauonderzoek opgestelde archeologische verwachting is binnen het plangebied vervolgonderzoek noodzakelijk om deze te toetsen.Gezien de zeer kleine omvang van het plangebied, de ligging van het archeologisch niveau direct onder de bouwvoor en een verwachting van een archeologische laag of vondststrooiing met een hoge vondstdichtheid (> 40 vondsten/m²), wordt geadviseerd een aanvullend onderzoek te laten uitvoeren in de vorm van een gecombineerd verkennend en karterend booronderzoek. De boringen (minimum aantal van 5 boringen) dienen gelijkmatig verspreid te worden gezet om inzicht te krijgen in de toestand van het bodemprofiel en de aanwezigheid van mogelijke vegetatie- en/of cultuurlagen (die zichtbaar zijn als bodemverkleuringen). Daar waar sprake is van een (deels) intact profiel dient de laag waar archeologische indicatoren meest waarschijnlijk kunnen worden verwacht te worden versneden/verbrokkeld. Het versneden/verbrokkelde opgeboorde bodemmateriaal dient beoordeeld te worden op het voorkomen van archeologische indicatoren, zoals fragmenten vuursteen, aarde-werk, houtskool, verbrande leem, bot etc. Door middel van het gecombineerd verkennend en karterend booronderzoek dient te worden vastgesteld of er binnen het plangebied archeologische resten in situ te verwachten zijn.
Date Accepted: 28-08-2020
Date Accepted: 2020-08-28