In opdracht van N.V. Nederlandse Gasunie heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in januari, februari en maart 2013 een archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd in verband met de aanleg van gasleidingen in West Brabant. Van west naar oost betreft het de volgende leidin gen/tracés:1. Bosschenhoofd-Seppe (Z-520-36), gemeenten Rucphen en Halderberge;2. Boschenhoofd-Etten-Leur (Z-52-37), gemeenten Halderberge en Etten-Leur;3. Rijen (Z-528-07), gemeente Gilze en Rijen.Binnen deze gebieden zijn zeven tracédelen onderzocht (tracédelen 1, 2, 4, 5, 6, 7 en 9). Het proefsleuvenonderzoek is een vervolg op een bureauonderzoek en booronderzoek door IDDS archeologie, op basis waarvan in zones met intacte bodems en met een middelhoge of hoge archeologische verwachting vervolgonderzoek werd aanbevolen.Het primaire doel van het onderzoek was het toetsen en aanvullen van de gespecificeerde archeologische verwachting voor het onderzochte gebied, waarbij het in eerste instantie ging om het (al dan niet) vaststellen van de aanwezigheid van archeologische grondsporen. Voorts diende het onderzoek zich te richten op de aard, omvang, datering, kwaliteit (gaafheid en conservering) en diepteligging van eventueel aanwezige archeologische grondsporen en resten.In totaal zijn er 21 sleuven gegraven met een gezamenlijke oppervlakte van 1.922 m². Er zijn recente greppels, kuilen, verstoringen en slechts vier vondsten (recent aardewerk) aangetroffen, maar geen sporen of vondsten van archeologisch belang.Voor de onderzochte locaties wordt verder archeologisch onderzoek dan ook niet noodzakelijk geacht binnen het tracé van de nieuwe gasleidingen. Ook voor de werkstroken worden geen beschermende maatregelen geadviseerd met betrekking tot de aanleg en afwerking van de werkstrook.

Date: 2013-03-31