Plangebied Dorpsstraat 2a te Loenen aan de Vecht Plangebied Dorpsstraat 2a te Loenen aan de Vecht, gemeente Stichtse Vecht; een proefsleuvenonderzoek met doorstart naar een archeologische opgraving

opdracht van Jasper Steenbeek heeft RAAP van 12 tot en met 16 maart 2021 een proefsleuvenon-derzoek met doorstart naar een archeologische opgraving uitgevoerd in het kader van het project ‘Nieuwbouw Dorpsstraat 2a’ te Loenen aan de Vecht (gemeente Stichtse Vecht). De doelstelling van het proefsleuvenonderzoek was het vaststellen van de archeologische waarde van het terrein dan wel de archeologische vindplaats. Het voornaamste doel van de opgraving was het vei-ligstellen van de wetenschappelijke informatie (behoud ex situ). Landschap De bodemopbouw in het plangebied komt in grote lijnen overeen met die uit het vooronderzoek. Op ba-sis van beide onderzoeken kan gesteld worden dat ter plaatse van het plangebied een restgeul van de Vecht lag. Deze is uiteindelijk verland. Op basis van het aardewerk uit de onderste lagen van de opgra-ving vond die verlanding plaats tussen de 10e en 13e eeuw. Deze zal samenhangen met het afdammen van de Kromme Rijn in 1122, waarna de actieve sedimentatie van de Vecht ook (vrijwel) tot een einde kwam. Op de overgang van de 11e naar de 12e eeuw is nog wel een dunne laag klei afgezet vanuit de Vecht. Vervolgens hebben in het plangebied ophogingen plaatsgevonden in minimaal vier fasen die op basis van het aardewerk in de lagen dateren vanaf de 14e tot uiterlijk de 18e eeuw. Vrijwel alle sporen zijn ingegraven in de ophogingslaag van de één-na-laatste fase, die waarschijnlijk in de 16e eeuw aange-bracht is. Uit de opgraving blijkt wel dat de laag die in het booronderzoek (Peeters, 2019) werd be-noemd als ‘verrommelde oever’ geen natuurlijke afzetting betreft maar een antropogeen aangebrachte laag. De in de boringen aangetroffen verstoringen en het ondoordringbaar puin kunnen worde gerela-teerd aan archeologische sporen. Archeologie Uit het onderzoek blijkt dat uit verschillende periodes aanwijzingen zijn voor menselijke aanwezigheid dan wel daadwerkelijk sprake is van bebouwing. Fase 1 betreft de vroegste fase van (aantoonbare) menselijke aanwezigheid in het plangebied. Uit deze fase zijn alleen enkele fragmenten aardewerk aangetroffen in de oever- en verlandingsafzettingen van de Vecht in de 12e/13e eeuw. Fase 2 heeft betreft een ophogingslaag met daarin onder andere aarde-werk uit de 14e of 15e eeuw. Uit fase 3 dateren de oudste sporen die de opgraving opgeleverd heeft. Het gaat om drie kuilen en een waterput. Deze zijn ingegraven in de ophogingslaag van fase 2 en bevatten aardewerk dat in de vroege nieuwe tijd kan worden gedateerd (ca. 1500-1650). De meeste sporen stammen uit fase 4. De sporen van fase 4 worden geïnterpreteerd als resten van een gebouw dat ongeveer tussen 1650 en 1800 in het plangebied heeft gestaan. De omvang en platte-grond van dit gebouw is vanwege jongere bodemingrepen (fase 5) nog fragmentair overgeleverd en bo-vendien is slechts een klein oppervlak opgegraven zodat niet het hele gebouw binnen de werkput ligt. Het lijkt te gaan om een L-vormig gebouw met aan de zuidzijde een kelder. In het noordelijke deel (bin-nen de opgraving) was sprake van vloeren van zowel tegels of bakstenen als hout (rustend op poeren). Op een historische kaart uit 1730 staat ter hoogte van het plangebied het hoofdgebouw van het Buiten Driehoeven aangegeven. De aangetroffen funderingen vallen niet samen met de contour van dit ge-bouw, met uitzondering van de meest oostelijke muren. Mogelijk betreffen de aangetroffen resten delen van de fundering van binnenmuren van dit hoofdgebouw. De laatste fase waaruit sporen zijn gevonden betreft fase 5. In deze fase zijn verschillende goten, een waterkelder en een muur aangelegd. Deze structuren dateren op basis van het formaat van de ge-bruikte bakstenen uit de 19e eeuw. In deze fase was kennelijk noodzaak om veel water (of beer) af te voeren uit het plangebied. Binnen de werkput is echter geen gebouw (of andere bron) gevonden waar-uit de afvoer plaats gevonden heeft (de ene muur kan mogelijk ook als goot worden beschouwd). Aanbevelingen Met deze opgraving is de wetenschappelijke informatie ex situ bewaard, zodat verder archeologisch veldonderzoek voor nu niet meer aan de orde is. Er zijn geen belemmeringen meer voor de geplande bodemingrepen.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-z8a-gfxs
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-tt-d72n
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:313619
Provenance
Creator Groot, de, R
Publisher RAAP BV
Contributor Utrecht; RAAP Archeologisch Adviesbureau
Publication Year 2023
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; DANS License; https://dans.knaw.nl/en/about/organisation-and-policy/legal-information/DANSLicence.pdf
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format pdf (application/pdf); gml bestand (geography markup language, geodata); xml schema (xml schema definition); jpg (image/jpeg); xml bestand
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (5.021 LON, 52.207 LAT); Utrecht; Stichtse Vecht; Loenen aan de Vecht; Dorpsstraat 2a; 31E (kaartblad)