In totaal zijn er negen proefsleuven aangelegd met wisselende lengte. De putten 1 t/m 3 hebben een breedte van 2,0 meter, de putten 4 t/m 9 hebben een breedte van 1,9 meter. Het gezamenlijke oppervlak bedraagt circa 780 m2. Het blijkt dat de bodem in het onderzoeksgebied bestaat uit dekzand dat is afgedekt met een plaggendek. Dit plaggendek is ontstaan door eeuwenlange bemesting in de vorm van potstalmest.
Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn, in overeenstemming met het op grond van de resultaten van het vooronderzoek opgestelde verwachtingsmodel, bewoningsresten uit de latere Prehistorie aangetroffen. Er zijn vier clusters met grondsporen aangetroffen die mogelijk één of meerdere huisplaatsen uit de IJzertijd vertegenwoordigen. Deze huisplaatsen hebben waarschijnlijk deel uitgemaakt van een groter nederzettingssysteem dat bestaat uit enkele verspreid gelegen ’zwervende erven‘. Daarnaast zijn indirecte aanwijzingen voor mogelijke funeraire activiteiten uit het Laat Neolithicum aangetroffen in de vorm van een Klokbekermes in secundaire context. De drie vindplaatsen uit de IJzertijd zijn behoudenswaardig op grond van de fysieke en inhoudelijke kwaliteit.