Op de voormalige militaire terreinen Kamp Koningsweg Noord en Zeven
Provinciën staan een groot scala aan bodemingrepen gepland. De eigenaar van
de terreinen is voornemens om deze onder de naam ‘Buitenplaats Koningsweg’
te herontwikkelen tot een ‘culturele enclave’; een plaats waar kunst en landschap,
wonen en werken, erfgoed, natuur en bijzondere architectuur hand in
hand gaan. Bij de ontwikkeling worden eventueel aanwezige archeologische
sporen verstoord of vernietigd. Het doel van een Opgraving – variant archeologische begeleiding is het documenteren van gegevens en veiligstellen van
materiaal van vindplaatsen om daarmee informatie te behouden die van
belang is voor de kennisvorming over het verleden. Deze informatie dreigt
door de voorgenomen bodemingrepen verloren te gaan. Bij resten uit de
Tweede Wereldoorlog en Koude Oorlog was het op grond van de geplande
werkzaamheden (het benaderen van explosieven) en de noodzaak tot vrijgave
niet mogelijk om de aanwezige structuren te behouden. Vrijwel de meeste
sporen die in het gebied aanwezig zijn dateren uit de Tweede Wereldoorlog
en Koude Oorlog en bevatten veel metaalresten. Het ontgraven van de in het
kader van de munitiesanering aangetroffen metaalresten heeft ervoor gezorgd
dat sporen en structuren waarbinnen deze aanwezig zijn verstoord werden.
Behoud in situ was daardoor onmogelijk, waardoor de resten opgegraven
moesten worden. Op deze locaties heeft het onderzoek het karakter van een
opgraving gehad. Een uitzondering hierop vormen de goed bewaarde en intacte
permanente structuren, zoals de legeringsgebouwen. Deze blijven behouden en
vallen buiten dit onderzoek. Het archeologisch onderzoek vond gespreid plaats
tussen 14 juli 2020 en 12 januari 2022, waarbij met name ten oosten en ten
westen van de huidige Radarweg onderzoek is uitgevoerd.
Het onderzoek wordt gekenmerkt door grote hoeveelheden vondstmateriaal
dat zich in enkele goed te groeperen spoorsoorten bevond. Het overgrote
deel van dit vondstmateriaal is gedumpt in de periode direct na de bevrijding
in april 1945. De spoorsoorten kunnen grofweg geclassificeerd worden in de
onderverdeling ‘sporen van het Luftnachrichtenlager’, zoals ondergrondse
infrastructuur en resten van de gesloopte bebouwing, ‘afvalkuilen’, kuilen die
primair of secundair gebruikt zijn om grote hoeveelheden afval in te dumpen en
‘Deckungslöcher’, mangaten die na hun primair gebruik eveneens volgedumpt
zijn met afval. Door de informatie van deze sporen te combineren met hun
inhoud is er een goed beeld ontstaan van het gebruik van het terrein tussen
maart 1944 en de periode direct na de bevrijding in april 1945, ondanks dat
het materiaal in de laatste fase van de oorlog in de bodem terecht is gekomen.
Op het terrein van het Angestelltenlager is vanwege het gebrek aan
benaderingen door het OOO-bedrijf slechts één spoor gedocumenteerd,
namelijk een losstaande kuil. Sporen en vondsten uit de Koude Oorlog zijn
verhoudingsgewijs weinig aangetroffen, waardoor over deze periode slechts
enkele algemene conclusies getrokken kunnen worden op basis van de
archeologische resultaten. Sporen of vondsten uit de periode voor de Tweede
Wereldoorlog zijn, afgezien van enkele grondverbeteringssporen, niet
aangetroffen.
Het plangebied beslaat hoofdzakelijk het voormalige Luftnachrichtenlager.
Dit kamp werd in maart 1944 opgeleverd voor de huisvesting van Nachrichtenhelferinnen die werkzaam waren in het naastgelegen Diogenes II (Grossraumgefechtstand Diogenes), het gevechtsleidingscentrum van de 1. en later 3. Jagddivision. Nachrichtenhelferinnen waren dames die specifiek voor de
Luftwaffe gerekruteerd werden. Een groot deel van de aangetroffen sporen
heeft directe relatie met het Lager. Zo zijn de locaties van de voormalige
legeringsgebouwen 2, 3 en 4, ten oosten van de Radarweg, in het geheel
opgegraven. Uit gecombineerd historisch en archeologisch onderzoek blijkt
dat de dames hier een heel leven hadden opgebouwd, compleet met huiselijke
inrichting. Tijdens het onderzoek zijn objecten aangetroffen die in die periode
specifiek voor vrouwen geproduceerd werden, zoals lippenstift en andere
verzorgingsproducten, kleurige speldjes en decoratieobjecten. Deze objecten
weerspiegelen dus de vrouwelijke bezetting van de legeringsgebouwen en de
periode voorafgaand aan Operation Market Garden.
Rond legeringsgebouwen 2, 3 en 4 en parallel aan de Koningsweg zijn tijdens
het onderzoek 32 zogenoemde Deckungslöcher aangetroffen. De aanleg
van deze mangaten zijn op basis van luchtfoto’s en historische paralellen te
dateren in de periode tussen 6 juni 1944 en de bevrijding van het gebied in
april 1945. Gezien de context van deze sporen is het echter aannemelijk dat ze
aangelegd zijn na de geallieerde luchtlandingen op 17 september 1944. Zowel
in de Deckungslöcher rond legeringsgebouwen 2, 3 en 4 als afvalkuilen ten
westen van de huidige Radarweg zijn grote aantallen Duitse en Britse militaire
uitrusting teruggevonden. Enkele tijdens het onderzoek gedocumenteerde
afvalkuilen en een enkele greppel vielen op door de afwezigheid van (duidelijk)
naoorlogs materiaal, of vondstmateriaal dat duidelijk gekoppeld kon worden
aan de aanwezigheid van Canadese troepen. Deze afvalkuilen en de greppel
bevonden zich direct naast de in- en uitgangen van de legeringsgebouwen
ten oosten van de huidige Radarweg. Mogelijk gaat het hierbij dus om kuilen
die gevuld zijn geraakt tijdens of direct na de gevechten ten zuiden van het
plangebied in september 1944. Het kan echter ook zijn dat deze kuilen tijdens
of zeer snel na de bevrijding van het gebied in april 1945 opgevuld zijn geraakt
met materiaal uit de panden, om deze leeg te ruimen voor toekomstig gebruik.
Geconcludeerd kan echter worden dat de afvalkuilen ten westen van de
Radarweg een duidelijk ander vondstensemble hebben dan de afvalkuilen en
Deckungslöcher ten oosten van de Radarweg.
Binnen het plangebied zijn veel objecten teruggevonden die civiel van aard
zijn. Deze objecten lijken grotendeels door Duitse troepen geroofd te zijn uit
Arnhem en/of directe omgeving. In dit rapport is een onderscheid gemaakt
tussen twee categorieën geroofde objecten, namelijk objecten die geroofd zijn
om het soldaten- of frontleven iets dragelijker te maken en objecten die voor
persoonlijk gewin geroofd zijn. Onder de eerste categorie vallen objecten zoals
eetgerei, gebruiksvoorwerpen of gereedschappen terwijl de tweede categorie
bestaat uit spullen met een grote veronderstelde waarde (en redelijkerwijs geen
praktisch nut aan het front). Het feit dat er zo veel waardevol materiaal (of
materiaal met een veronderstelde grotere waarde) is achtergebleven getuigt
van het chaotische verlaten van de locatie door Duitse eenheden en de snelheid
waarmee de legeringspanden, waar het materiaal zeer waarschijnlijk in
achtergebleven was, zijn leeggeruimd.
Rond legeringsgebouwen 2, 3 en 4, ten oosten van de Radarweg, bevonden zich
zoals genoemd grote aantallen Deckungslöcher (mangaten). In deze Löcher
zijn bovenmatig veel voertuigonderdelen aangetroffen, grotendeels van
Duitse afkomst. In dezelfde vondstcontext bevonden zich gereedschappen die
gerelateerd kunnen worden aan de sloop en/of ontmanteling van voertuigen,
zoals lansen van snijbranders, steeksleutels van groot formaat en een sleutel
van een haakse slijper. Aangezien Fliegerhorst Deelen na de bevrijding in april
1945 fungeerde als depot voor gedemobiliseerde Canadese voertuigen is het
echter aanneembaar dat er ook Duitse voertuigen gesloopt of ontmanteld
zijn op het terrein. Dit vermoeden wordt bevestigd door beeldmateriaal dat
na de oorlog op het terrein is gemaakt, waarop duidelijk beschadigde Duitse
voertuigen zichtbaar zijn. Getuige het hoge aantal aangetroffen Britse/
Canadese verzorgingsproducten en bierflessen is het eveneens aannemelijk dat
er Canadese troepen gelegerd zijn geweest in de legeringsgebouwen van het
Luftnachrichtenlager. Het is dan ook aannemelijk dat de voertuigonderdelen
die aangetroffen zijn ontmanteld zijn door deze Canadese troepen, direct na
de bevrijding. Mogelijk zijn voorafgaand aan de aankomst van deze troepen
de panden leeggeruimd waarbij ook het Duitse vondstmateriaal dat zich in de
Deckungslöcher bevond is gedumpt. Daarna lijken de panden dus in gebruik
genomen te zijn door Canadees personeel dat belast was met de opslag en sloop
van Duitse voertuigen en werkzaam was op het Demob Vehicle Park. Op het
terrein van het Angestelltenlager (Zeven Provinciën) is tijdens het onderzoek
één kuil aangetroffen. Gezien de aanwezigheid van voertuigonderdelen kan
deze kuil mogelijk eveneens gedateerd worden in de fase net na de bevrijding
en staat dus mogelijk ook in verband met het Demob Vehicle Park.
Tijdens het onderzoek zijn er relatief weinig sporen uit de Koude Oorlog
aangetroffen. Vondstmateriaal dat aan deze periode gerelateerd kan worden
ontbreekt vrijwel geheel. Toch kan er op basis van de afwezigheid van deze
sporen geconcludeerd worden dat er relatief weinig aanpassingen aan het
complex gedaan zijn, dus dat de originele Duitse ondergrondse infrastructuur
en panden tot na de Koude Oorlog als zodanig in gebruik zijn geweest. Uit
historische bronnen is bekend dat het complex in de periode tussen het vertrek
van de Canadese troepen en het afstoten van het complex door Defensie
intensief in gebruik is geweest door het Nederlandse leger en voor de huisvesting
van arbeiders die werkzaam waren in Arnhem. Het Luftnachrichtenlager
werd na de Tweede Wereldoorlog in gebruik genomen.
In de jaren ’60 en ’80 werden er enkele gebouwen bijgebouwd. Naast een Duitse
waterberging werd er mogelijk in die laatste periode een grote bezinkputaangebracht, die tijdens het onderzoek is aangetroffen. Deze was verbonden met de oorspronkelijke waterberging, hetgeen aantoont dat de Duitse
infrastructuur werd aangepast en doorgebruikt tot vrijwel het einde van het
gebruik van het terrein door Defensie.
Uiteindelijk werden ook de drie Duitse legeringsgebouwen aan de oostzijde
van de entree van Kamp Koningsweg in 1986 gesloopt. Hiervan zijn tijdens het
onderzoek breeksleuven en andere sporen teruggevonden. Op 1 juli 1991 kwam
er een einde aan de militaire bezetting van het complex toen de Koninklijke
Kaderschool naar Woensdrecht verhuisde. Het kamp werd overgedragen
aan Vliegbasis Deelen. In 2010 werd het terrein te koop gezet, hetgeen het
antecedent vormde voor de huidige en voorgenomen ontwikkelingen binnen
het plangebied.
Samenvattend kan gesteld worden dat de gedocumenteerde sporen en
vondsten een uniek inkijkje geven in de gelaagde militaire geschiedenis van
de terreinen. Van het ontstaan van het Luftnachrichtenlager tot het gebruik
van het gebied door het Nederlandse leger, van vrijwel elke fase zijn sporen en
vondsten gedocumenteerd. Het verblijf en het werk van Nachrichtenhelferinnen
vormt een onbekend maar zeer interessant onderdeel van de geschiedenis
van Schaarsbergen en Deelen. Door enkele zeer bijzondere vondsten komt
deze geschiedenis weer aan het licht. Het onderzoek heeft met name nieuwe
inzichten opgeleverd over het gebruik van het terrein door Duitse troepen in
de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog en Canadese eenheden in de
periode tijdens en direct na de bevrijding in april 1945.
adobe acrobat document, 9.0