Aan de Rietdijk bij Houten zijn door de gemeente Houten bouwwerkzaamheden gepland. Het gaat om de de verplaatsing van een kwekerij annex hoveniersbedrijf. Hiervoor is de bouw van twee panden (woning en schuur) noodzakelijk. De locatie aan de Rietdijk betreft een te beschermen archeologisch monument uit de Late IJzertijd, Romeinse Tijd en Vroege Middeleeuwen (CMA-nr. 39A– 006, Monumentnr. 3514, kortweg vindplaats 6 genoemd. De gemeente Houten en de provincie Utrecht hanteren een uitgangspunt dat uitgaat van handhaving van de vindplaats. Om het monument een goede bescherming te bieden is besloten het terrein ca. 70 cm op te hogen. Samen met de ca. 30 cm dikke bouwvoor levert dit een benutbare laag van 1 meter op. Dit is voldoende om de onderliggende archeologische resten te beschermen.Bij de aanleg van twee keerwanden in de zuidwesthoek van het terrein en het in een later stadium aanleggen van een persriool voor de bestaande en de te bouwen woning, bestond er een kans dat er archeologische resten verstoord zouden raken. Om de archeologische sporen en mobiele vondsten, die bij deze – zowel in het horizontale als in het verticale vlak – geringe ingrepen verstoord zouden raken goed te kunnen documenteren, was een archeologische begeleiding (AB) van de werkzaamheden noodzakelijk. Deze begeleiding is op 18 november 2003 en op 19 oktober 2004 door Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) uitgevoerd.Archeologisch gezien is het resultaat van de beide begeleidingen beperkt.De afmetingen van de sleuven, van maximaal 1 m tot veelal slechts 0,50 m breed, maakten goede archeologische waarneming moeilijk. In het geval van de sleuven voor de keerwand is daarnaast de geringe diepte van de sleuven een beperkende factor. Nergens reikten deze sleuven tot onder de bouwvoor, in de onverstoorde bodem. Ook bij het aanleg van het persriool is geen archeologica aangetroffen. Wel kon in deze sleuven de bodemopbouw worden bestudeerd.Gezien de ligging van de onderzoekssleuven ten opzichte van het monument, hetontbreken van archeologica maar met de aanwezigheid van de fosfaatsporen, kanworden geconcludeerd dat het hier gaat om de – waarschijnlijk niet direct bewoonde, maar wel gebruikte – randzone van het monument. Dat er tijdens deze begeleidingen geen archeologische sporen zijn aangetroffen, mag – gezien de te verwachten lage dichtheid van dergelijke sporen in de periferie van een bewoningsterrein en de geringe omvang de sleuven – niet verwonderlijk heten. Het betekent echter niet dat archeologische sporen hier niet aanwezig zijn. Bij eventuele toekomstige bodemverstorende ingrepen in dit terrein, die dieper gaan dan 80 cm beneden maaiveld, is archeologisch vervolgonderzoek dan ook zeer aan te bevelen.
Date: 2004