MUG Ingenieursbureau b.v. beveelt aan om verder archeologisch onderzoek uit te voeren. Uit het booronderzoek blijkt dat binnen beide onderzoekstrajecten in de top van het dekzand een podzolbodem aanwezig is. In het zuidoosten is in de boringen 15 en 16 een dubbele podzol aanwezig, waaruit blijkt dat het er stuifzand is afgezet in een gebied waarin bodemvorming heeft plaatsgevonden. Vervolgens is in het stuifzand opnieuw een podzolbodem gevormd. De podzolvorming geeft aan dat het landschap sinds de prehistorie intact is en archeologische resten in situ aanwezig kunnen zijn. In het veen dat de dekzandondergrond afdekt (boringen 1 t/m 16) zijn geen aanwijzingen gevonden voor veenterpen of andere bewoningssporen. De aanwezigheid hiervan kan niet worden uitgesloten. Geadviseerd wordt een proefsleuvenonderzoek uit te laten voeren, waarbij het veenpakket wordt onderzocht op de aanwezigheid van middeleeuwse veenterpen en de top van het dekzand wordt onderzocht op de aanwezigheid van archeologische resten uit de vroege prehistorie (laat-paleolithicum, mesolithicum en neolithicum). Hiervoor is een door de bevoegde overheid goedgekeurd programma van eisen noodzakelijk. Naar aanleiding van de bovenstaande aanbeveling is overleg geweest tussen de opdrachtgever, de gemeente, de archeologisch adviseur van de gemeente en MUG ingenieursbureau. Vanwege de moeilijke terreinomstandigheden (zeer natte veenweiden en natuurwaarden) is besloten geen proefsleuven aan te leggen, maar een karterend booronderzoek uit te voeren.