Een archeologische begeleiding (AB) bij de sanering van de stadsgracht van Culemborg, gemeente Culemborg (Gld.)

DOI

Aanleiding tot de archeologische begeleiding (AB) vormden plannen voor de sanering van de stadsgracht van Culemborg. Door het uitbaggeren van de gracht dreigden archeologisch interessante sliblagen of mogelijk onderliggende sporen aangetast te worden. Het Waterschap Rivierenland en de gemeente Culemborg hebben derhalve aan Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) uit Groningen de opdracht gegeven om de sliblagen van enkele vooraf geselecteerde Ruimtelijke Eenheden (RE) van de stadsgracht te zeven en te onderzoeken op archeologisch interessante objecten. Het uitzeven van de sliblagen vond in maart en april 2004 in vier fasen plaats.Op grond van de bestudering van de verschillende materiaalcategorieën, kunnen de in het Programma van Eisen gestelde onderzoeksvragen als volgt worden beantwoord.1 Bevinden zich in de gracht ook resten van houtstructuren en zo ja wat is de datering van de eventueel aan te treffen resten?De uit de Ruimtelijke Eenheden gebaggerde sliblagen van de stadsgracht zijn in Zutphen gezeefd. De baggerwerkzaamheden zelf zijn niet archeologisch begeleid; het is derhalve niet mogelijk te zeggen of hierbij (resten van) houtstructuren zijn aangetroffen.2 Wat is de aard en datering van het materiaal?Tijdens de zeefwerkzaamheden zijn voorwerpen uit diverse archeologische perioden aangetroffen. In hoofdlijnen kan het vondstmateriaal worden getypeerd als in de grachten gedeponeerd stadsafval. Hiernaast zal een aantal voorwerpen onbewust – bijvoorbeeld als gevolg van verlies – in de stadsgracht terecht zijn gekomen. Enkele vondsten houden mogelijk verband met pre-Middeleeuwse bewoning of activiteiten in de omgeving van Culemborg. Dit geldt bijvoorbeeld waarschijnlijk voor het oudste voorwerp in het vondstmateriaal: een randfragment van een handgevormde en wijdmondige pot uit RE 9, vermoedelijk afkomstig uit de Late Bronstijd–Vroege IJzertijd. Het aardewerk is matig hard gebakken en gemagerd met granietgruis. Ook uit de Romeinse Tijd is één aardewerkfragment geborgen: een bodem van een kookpot uit de 1e tot 5e eeuw n. Chr.. Voor de periode vanaf de LateMiddeleeuwen is materiaal uit diverse vondstcategorie ¨en aangetroffen. De grootste materiaalgroep uit deze periode betreft aardewerk. Uit de Late Middeleeuwen A (1050–1250) stammen uitsluitend enkele fragmenten kookpotaardewerk, witbakkend aardewerk en protosteengoed uit RE 9. De Late Middeleeuwen B (1250–1500) zijn sterker vertegenwoordigd door roodbakkend aardewerk, steengoed en grijsbakkend aardewerk uit RE 9 en 14. Tot de eindfase van de Late Middeleeuwen kan ook een pelgrimsinsigne van een wapenschild met daarin een kruis worden gerekend. Het exemplaar is vervaardigd van een lood-tin legering en aangetroffen in RE 14. Vermoedelijk ook tot de Late Middeleeuwen behoort een tuimelaar van een kruisboog uit RE 9, waarschijnlijk vervaardigd uit een metatarsus van een rund. Hoewel tot in de 17e eeuw voor diverse doeleinden gebruik wordt gemaakt van kruisbogen, ligt het hoogtepunt van militair gebruik ervan tussen de 12e en 16e eeuw: hierna wordt de kruisboog als wapen vrij snel vervangen door vuurwapens. De overgrote meerderheid van de voorwerpen is echter afkomstig uit de Nieuwe Tijd. Van vrijwel alle karakteristieke aardewertypen uit deze periode zijn fragmenten aangetroffen en ook enkele metaalvondsten kunnen in deze periode worden gedateerd. Bij het samenvoegen van de onderzoeksresultaten van de diverse vondstcategoriën kunnen enkele opmerkelijke trends worden waargenomen.3 Is het vondstmateriaal in relatie te brengen met a: het weeshuis, b: het kasteel, c: de poort, d: de brug, e: een verdedigingswerk of f: middeleeuwse en/of nieuwtijdse vuilstort?Uit het antwoord op bovenstaande vraag blijkt dat het vondstmateriaal uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd kan worden getypeerd als in de gracht gedeponeerd stadsafval (f). Hiernaast zullen enkele objecten per ongeluk in de gracht terecht zijn gekomen. Gezien de aard van het vondstmateriaal ontbreekt in demeeste gevallen waarschijnlijk een direct verband tussen deze eenheden en de opgebaggerde objecten uit het bijbehorende gedeelte van de stadsgracht. Het uitzeven van het slib is voor slechts een viertal grachtdelen of Ruimtelijke Eenheden archeologisch begeleid. Het betreft de gracht rond het weeshuisterrein (a), het kasteel (b) en een tweetal poorten (c): de Binnenof Lanksmeerpoort die de zuidelijke toegangspoort tot de Oude stad vormde en de Oude Lekpoort die tot afbraak in 1752 de noordelijke toegangspoort heeft gevormd.• Uit de stadsgracht rond de locatie van het tussen 1556 en 1559 gerealiseerde voormalige weeshuis (RE 6) is uitsluitend vondstmateriaal uit de Nieuwe Tijd geborgen. Omdat het weeshuis tot 1952 als zodanig in gebruik is geweest, zal een deel van het vondstmateriaal vermoedelijk samenhangen met activiteiten in en rond het weeshuis. Gezien de aard van het vondstmateriaal is het echter vrijwel onmogelijk direct verbanden aan te tonen. Een mogelijke samenhang met de vroegste periode van het gebruik van het weeshuisterrein heeft een fragment van een steengoed kan uit Raeren, die geproduceerd is in de tweede helft van de 16e eeuw.• In RE 9, het grachtterrein rond het voormalige kasteel ten noordoosten van de stad, zijn vondsten uit de Late Middeleeuwen A (1050–1250 n. Chr.) tot en met de 20e eeuw geborgen. Op de implicaties van de vondst van scherven uit de eerste helft van de Late Middeleeuwen wordt in de volgende onderzoeksvraag uitgebreid ingegaan. Bewijzen voor een directe relatie tussen het vondstmateriaal en het kasteelterrein ontbreken, uitgezonderd ´e´en voorwerp: een tuimelaar gemaakt uit bot. Deze heeft deel uitgemaakt van een kruisboog die in de Late Middeleeuwen of het begin van de Nieuwe Tijd vermoedelijk op of rond het kasteelterrein is ingezet bij de jacht of militaire activiteiten.• Het is niet mogelijk het vondstmateriaal uit de stadsgracht rond de oude toegangen van de stad in verband te brengen met de hier gesitueerde poorten (RE 14 en 15).4 Verschaft het vondstmateriaal inzicht over de vroegste stadsontwikkeling van Culemborg?Over de locatie van het eerste ‘kasteel’ van Culemborg, het ‘Oude Huis’, bestaat vooralsnog enige onduidelijkheid. Wel is zeker dat vanaf 1320 een hoeve, het Nye Huis of Nieuwe Huis, nabij de Goilberdingerpoort aan de westzijde van de stad heeft gestaan. Dit huis was ge¨ıncorporeerd in de stadsmuur. De resten van dit huis, dat omstreeks 1415 bij een brand verwoest werd, zijn thans nog zichtbaar in de muur. Van het kasteel aan de oostzijde van de stad werd tot voor kort aangenomen dat het rond het midden van de 14e eeuw gebouwd is. Een recente publicatie pleit echter voor een laat 13e-eeuwse oorsprong van dit kasteel (Janssen 1996). Deze veronderstelling wordt onder meer gebaseerd op recent archeologisch onderzoek aan de fundering (hetgeen een concrete 14C-datering van 1270 heeft opgeleverd) en de hierbij behorende hernieuwde inventarisatie van aardewerk en schriftelijke bronnen. Opvallend is dat uit het grachtdeel nabij de mogelijke locatie van het eerste kasteel bij de Goilberdingerpoort – RE 6 – uitsluitend vondstmateriaal uit de Nieuwe Tijd is geborgen; een laatmiddeleeuwse component ontbreekt in alle materiaalcategorie¨en. De reden hiervoor is vooralsnog onbekend. Uit de gracht rond het voormalig kasteelterrein van RE 9 zijn daarentegen de enige voorwerpen uit een vroege fase van de Late Middeleewen aangetroffen, die met de eerste fase van bewoning in Culemborg samenhangen. Het betreft de voornoemde fragmenten kogelpotaardewerk, witbakkend aardewerk en proto-steengoed. Een laat 13e-eeuwse – in plaats van 14e-eeuwse – datering voor het kasteel sluit derhalve goed aan bij de datering van de vondsten. 5 Wat betekenen de vondsten voor de kennis van de materiële cultuur in de verschillende perioden?Het vondstmateriaal bestaat, zoals gezegd, in hoofdzaak uit stadsafval dat in de gracht is gedeponeerd. De analyses van de afzonderlijke materiaalcategorieën duiden er ieder onafhankelijk op dat de overgrote meerderheid van de aangetroffen objecten alledaagse gebruiksvoorwerpen betreft. De vondstassemblage brengt dus niet zozeer een uitbreiding van de bestaande kennis van de materi¨ele cultuur van de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd, maar levert daarentegen een goede dwarsdoorsnede van veel voorkomende typen gebruiksvoorwerpen over een periode van enkele eeuwen.

Date: 19-11-2003 (aanvang onderzoek)

Date: 2003

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-xth-ze2u
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-xth-ze2u
Provenance
Creator Mulder, S.A.
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor b.u.l.k. archeologie, import; ARC b.v.
Publication Year 2011
Rights CC0 1.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/publicdomain/zero/1.0
OpenAccess true
Contact b.u.l.k. archeologie, import (DANS)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/pdf; text/xml
Size 9448102; 13168; 13687; 822; 6869
Version 1.0
Discipline Humanities