Gespecificeerde archeologische verwachting Op basis van het bureauonderzoek wordt verwacht dat het plangebied binnen Terras X ligt, waar de Rijn nog tot in het Vroeg-Holoceen actief was en doorheen meanderde. Daarna hoorde het tot het stroomgebied van de Oude IJssel, waarbij overstromingen voornamelijk hebben plaatsgevonden tijdens het Laat-Holoceen, waarbij het plangebied tijdens overstromingen onder water stond en er geleidelijk aan een pakket overstromingsklei werd gesedimenteerd. Historisch kaartmateriaal laat zien dat voor de grootschalige ontginning het plangebied deel uitmaakte van de zeer natte/moerasachtige gronden binnen het overstromingsgebied van de Oude IJssel. Nadat het gebied ontgonnen was moet er rekening worden gehouden dat door het agrarisch gebruik er mogelijk ingrepen ten behoeve van de verbetering van de waterhuishouding van de grond (gebroken gronden) zijn uitgevoerd, waarbij het afdekkende kleipakket is opgemengd met het onderliggende rivierzand en daarmee een verstoring van het potentiële archeologisch niveau. Verder zijn er tot op heden in de directe omgeving van het plangebied, binnen Terras X, geen archeologische resten aangetroffen die duidelijk wijzen op de aanwezigheid van een archeologisch complextype. Onderzoeken die gedaan zijn op grotere afstand van het plangebied hebben tot op heden alleen geresulteerd in het aantreffen van archeologische vindplaatsen op rivierduinen. Over het algemeen zal het plangebied geen gunstige/een minder gunstige bewoningspositie hebben ingenomen. Wanneer de noordelijke helft van het plangebied daadwerkelijk een ligging heeft binnen een middelhoog gelegen tot hoog gelegen terrasrest, dan vormde deze wellicht een iets betere tijdelijke bewoningslocatie voor Jagers-Verzamelaars (einde Laat-Paleolithicum en Mesolithicum). Alleen de noordelijke helft van het plangebied heeft een middelhoge verwachting op de aanwezigheid van archeologische resten uit de perioden (Laat-)Paleolithicum en Mesolithicum (Jagers-Verzamelaars). Resultaten inventariserend veldonderzoek De resultaten van het booronderzoek bevestigen de ligging binnen Terras X, maar verschilt verder wel qua ligging binnen de specifieke paleogeografische/geomorfologische eenheden zoals die weer-gegeven worden op de geomorfologische kaart die specifiek voor de gemeente Doetinchem is opgesteld (archeologische waarden- en verwachtingskaart). Het zuidwestelijke, centraal-westelijke en noordwestelijke deel van het plangebied ligt binnen een hoger gelegen terrasrest en het zuidoostelijke, centraal-oostelijke en uiterst noordwestelijke deel van het plangebied binnen een middelhoog gelegen dan wel laaggelegen terrasrest. Alleen noordoostelijke deel van het plangebied ligt binnen een restgeul/oude rivierbedding. Ter plaatse van het hoger gelegen terrasrest is het pakket Laat-Holocene overstromingsklei van beperkte dikte en dit lijkt ten gevolge van agrarische bewerking een deel van de top van de rivierterrasafzettingen te zijn omgewerkt in de huidige bouwvoor. In dit deel van het plangebied kunnen daarom alleen archeologische vindplaatsen van het complextype 5a/5b worden verwacht. Binnen het middelhoog gelegen dan wel laaggelegen terrasrest is sprake van een dikkere/afdekkende en beschermende laag Laat-Holocene klei, waardoor het complextype 3b/3c voor de perioden Laat-Paleolithicum t/m IJzertijd kan worden verwacht. Voor de jongere perioden geldt het complextype 5a/5b. Voor de restgeul/oude rivierbedding geldt dat er watergerelateerde archeologische resten van het complextype 0, zogenaamde puntlocaties, kunnen worden verwacht. Recente bodemverstorende ingrepen hebben vooral in de noordelijke helft van het plangebied plaatsgevonden, ten gevolgde van het gebruik als fabrieksterrein (inrichting) en het bouwen/slopen van een fabriekspand die in het noordoostelijke deel van het plangebied heeft gestaan. In de zuidelijke helft van het plangebied hebben bodemverstorende ingrepen zich voornamelijk beperkt tot de huidige bouwvoor. Dit terreindeel heeft tot op heden geen gebruik gekend ten behoeve van industriële doeleinden. In het uiterst zuidelijke deel van het plangebied heeft wel een gronddepot gelegen, maar deze heeft de natuurlijke bodemopbouw niet aangetast/verstoord.In het zeefresidu van de top van het rivierzand als in het versneden/verbrokkelde pakket Vroeg-/Laat-Holocene klei is géén archeologisch vondstmateriaal aangetroffen. Alleen in het verstoorde deel van de bodemopbouw in de noordelijke helft van het plangebied, komt plaatselijk een bijmenging van recent bouwpuin en baksteen voor en betreft zeer waarschijnlijk sloopmateriaal van het voormalige fabriekspand. Deze resten zijn echter niet archeologisch relevant. Conclusie Geconcludeerd wordt dat er geen aanwijzing zijn om restanten van een basis-/extractiekamp (Jagers-Verzamelaars) en/of een nederzettingscomplex of huisplaats (Landbouwers), behorend tot het complextype 3b/3c 5a/5b of 6 nog binnen het plangebied te verwachten. De middelhoge verwachting voor de perioden (Laat-)Paleolithicum en Mesolithicum (Jagers-Verzamelaars) en verder de lage verwachting voor de perioden vanaf het Neolithicum (Landbouwers) dient te worden bijgesteld naar geen verwachting. Er zijn voor de archeologie geen gevolgen vanuit de voorgenomen bodemingrepen.Advies Op grond van de resultaten van het bureau- en veldonderzoek wordt door Econsultancy de aanbeveling gedaan om geen vervolgonderzoek te laten uitvoeren. Ondanks de intacte bodemopbouw in de zuidelijke helft van het plangebied en de geconstateerde bodemverstoringen in de noordelijke helft van het plangebied die zich voornamelijk beperken tot het pakket Laat-Holocene overstromingsklei, heeft de geleverde onderzoeksinspanning, in de vorm van een gecombineerd verkennend en karterend booronderzoek, geen archeologische indicatoren opgeleverd.Bij het afgeven van de vergunning dient de wettelijke meldingsplicht (artikel 5.10 Erfgoedwet juli 2016) kenbaar te worden gemaakt, dit om het documenteren van toevalvondsten te garanderen: “Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij onze minister”. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. Het verdient aanbeveling ook de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente Doetinchem hiervan per direct in kennis te stellen.
Rapportage archeologisch bureauonderzoek en gecombineerd verkennend en karterend booronderzoek
Date Accepted: 2018-03-07