Uit het bureauonderzoek is gebleken dat onder een dunne veenlaag verspoelde dekzandafzettingen aanwezig verwacht kunnen worden met daarop plaatselijk een dunne laag dekzand. In de oostzijde wordt een dekzandkopje verwacht. Het plangebied is reeds vóór 3.850 v. Chr. overgroeid met veen. Uit de periode van vóór de veenbedekking kunnen op dekzandkopjes en langs beeklopen vindplaatsen uit de peridode laat-paleolithicum – laat neolithicum verwacht worden. Na de ontginning in de late middeleeuwen heeft mogelijk tijdelijk bewoning op het veen plaatsgevonden. Als gevolg van het afgraven van het hoogveen zullen eventuele resten hiervan verloren zijn gegaan. Het verkennend booronderzoek heeft geen podzolbodems ter plaatse van het verwachte dekzandkopje aangetoond. Een ter plaatse uitgevoerde oppervlaktekartering heeft geen archeologisch materiaal in de vorm van bewerkt vuursteen opgeleverd. Geconcludeerd wordt dat er in het plangebied geen archeologische resten meer te verwachten zijn. Het wordt aanbevolen om in het plangebied geen archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren.