Aarle-Rixtel. Plangebied Dijkmanstraat. Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven (IVO-p)

DOI

In opdracht van Van Bree bv heeft het onderzoeks- en adviesbureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuurhistorie en Cultuurhistorie (BAAC bv) een Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven (IVO-p) uitgevoerd te Aarle-Rixtel (gemeente Laarbeek), plangebied Dijkmanstraat. Dit gebied heeft een hoge archeologische verwachting. Het gebied was niet bebouwd. Er werden vier proefsleuven aangelegd. Tijdens het onderzoek zijn twee archeologische grondsporen, een greppel en een waterput, aangetroffen. Uit het onderzoek is gebleken dat de bodem op het onderzoeksterrein bestaat uit een zogenaamde enkeerdbodem. Onder een recent verstoorde of opgehoogde laag met een dikte van circa 50 cm bevindt zich een donker grijze humeuze laag, vermoedelijk de oude bouwvoor. Onder deze bouwvoor ligt een 30 tot 40 centimeter dikke esdeklaag. Dit esdek ligt direct bovenop de natuurlijke ondergrond bestaande uit licht geelgrijs gelaagd zand. In geen van de werkputten zijn onder het esdek sporen van bodemvorming aangetroffen. In het noordelijke deel van het terrein, rond werkput 1 en het noordelijk deel van werkput 2, is de oorspronkelijke bodemopbouw vrijwel geheel recent verstoord tot in de natuurlijke ondergrond. De aard van de oorspronkelijke bodemopbouw in het noordelijke deel van het plangebied blijft daardoor onduidelijk. Een mogelijke tweedeling in het plangebied, het noordelijk deel als erf, het zuidelijk deel als akker, is daarom op grond van de bodemopbouw niet vast te stellen. In het zuidelijk deel van het terrein, rond de werkputten 3, 4 en het zuidelijk deel van werkput 2, is in ieder geval het onderste deel van het esdek nog intact. In deze werkputten word het vlak vrijwel geheel ingenomen door zogenaamde esgreppels die tot in het gele zand zijn gegraven. Deze greppels hebben dezelfde vulling als het esdek. Vermoedelijk zijn deze greppels gegraven ten behoeve van het zand voor gebruik in de potstal. Op grond van het aardewerk kunnen deze greppels gedateerd worden in de 18e eeuw of kort daarna. Het geheel aan aardewerk wijst op bewoning rond het plangebied vanaf in ieder geval de 14e eeuw. De nadruk van het vondstmateriaal ligt echter in de 16e en 17e eeuw. Afgezien van deze esgreppels zijn slechts twee archeologische interessante grondsporen aangetroffen. In werkput 3 bevond zich een oost-west gerichte greppel onder het esdek. Het feit dat de esgreppels aan weerszijden van de greppel lagen maar deze niet oversneden, wijst erop dat de greppel een perceelgrens vertegenwoordigd die ook na de vorming van het esdek nog in gebruik was. In werkput 1 werd een bakstenen waterput aangetroffen. Deze put was opgetrokken van speciaal voor dit doel vervaardigde bakstenen. De bakstenen rustten op een eikenhouten wagenwiel zonder spaken en naaf. Op grond van het aardewerk aangetroffen in de insteek en kern van de put kan deze gedateerd worden in de 15e eeuw. In de put werd een ijzeren puthaak aangetroffen. Uit de botanische analyse van het monster bleek dat de waterput niet hergebruikt is als beerkuil of afvalkuil. In het monster zijn resten aangetroffen van een vijftal cultuurgewassen: rogge, boekweit, vlas, slaapbol en peterselie. Van rogge en vlas kan worden aangetoond dat ze lokaal zijn verbouwd en verwerkt. Uit de gevonden wilde soorten blijkt dat de landbouwgrond rond de vindplaats tenminste ten dele bestond uit slechts matig voedselarme bodem. Groenbemesting was mogelijk één van de manieren die werden gebruikt om de bodemvruchtbaarheid op peil te houden. De vondst van een peterseliezaadje wijst op de aanwezigheid van een moestuin.Er lijkt dus enige continuïteit te zijn met het landgebruik in de 19e eeuw zoals beschreven in de historische bronnen. Er zijn echter slechts weinig aanwijzingen gevonden voor weidegrond rond de waterput. In intensief begraasd grasland komen veel planten echter niet tot zaadzetting, en dit type landgebruik is daarom moeilijk te reconstrueren aan de hand van archeobotanisch onderzoek. Er zijn voorts nog aanwijzingen voor de exploitatie van heidegrond door de bewoners van de vindplaats. Tevens moet er in de late middeleeuwen sprake zijn geweest van begroeiing met één of meerdere bomen direct rond de waterput. De resultaten van het archeobotanisch onderzoek zijn in vereenstemming met de archeologische resultaten. De aanwezigheid van een waterput wijst op een erf, de aanwijzingen voor een moestuin in het monster lijken dit te bevestigen. De aanwezigheid van indicatoren voor landbouwgrond en de afwezigheid voor dergelijke indicatoren voor weidegrond is in overeenstemming met de ligging van de vindplaats op een esdek. De waterput wijst op bewoning in of direct nabij het onderzoeksterrein in de 15e eeuw. Het geheel aan aardewerk wijst op bewoning rond het plangebied vanaf in ieder geval de 14e eeuw. De nadruk van het vondstmateriaal ligt echter in de 16e en 17e eeuw. De bebouwing was vermoedelijk gericht op de huidige Dorpstraat. Verdere sporen van bewoning zijn niet aangetroffen. Dit is zeer waarschijnlijk het gevolg van de verregaande verstoring van de ondergrond in het noordelijk deel van het onderzoeksterrein. Deze verstoring is het gevolg van de bouw en sloop van de recentelijk nog aanwezige bebouwing. De kans dat zich in het noordelijk deel van het plangebied nog archeologische resten in situ bevinden lijkt ten gevolge van deze verstoringen erg klein. In werkput 1 werd onder deze verstoring alleen een dieper spoor als een waterput aangetroffen. In het zuidelijk deel is (het onderste deel van) het esdek nog wel redelijk intact. Ten gevolge van het graven van esgreppels in vermoedelijk de 18e eeuw is echter de natuurlijke ondergrond onder het esdek vrijwel geheel vergraven. Eventueel aanwezige grondsporen in deze natuurlijke ondergrond zullen hierdoor verdwenen zijn.

Date: 2010-12

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-z6p-ks3q
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-z6p-ks3q
Provenance
Creator A. ter Wal
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor R.J.W.M. Gruben
Publication Year 2016
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact R.J.W.M. Gruben (BAAC bv)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/pdf; text/xml; text/csv; image/jpeg
Size 472239; 11643731; 11074; 1138; 10277; 125677; 2848; 8275; 3202236; 3291802; 3153221; 3359504; 3226881; 3231421; 3009122; 3355385; 3374487; 3140138; 2595544; 2916528; 2958294; 2765295; 2652764; 2548874; 2924485; 2923120; 2966140; 3305581; 2964769; 2899752; 3078975; 2894713; 2774792; 3115733; 2922903; 2873917; 3372242; 2671434; 2656312; 3250488; 2949117; 3321089; 2705081; 2780204; 2871086; 2684354; 3033932; 2772106; 2887718; 2637846; 2569442; 2622142; 2968057; 2925543; 2772274; 3166787; 2585299; 2953980; 3145462; 2934364; 2939813; 3073423; 2914983; 2846855; 3173285; 2923377; 3080065; 3257920; 3100062; 3174841; 3085471; 2628190; 2569234; 2718125; 2629799; 4891; 267; 996
Version 2.0
Discipline Humanities