Uit het veldonderzoek is gebleken dat zich binnen het plangebied onder de opgebrachte lagen, op een diepte tussen 0,15 en 0,8 m –mv (1,31 en 2,0 m +NAP), een (vermoedelijk met het slechten van de stadwallen samenhangende) smeerlaag bevindt. Hieronder bevindt zich op een diepte tussen 0,8 en 1,8 m –mv (1,35 en 0,21 m +NAP) een laag die vermoedelijk behoort tot het wallichaam van (een van de) de stadswal(len). Natuurlijke kleiafzettingen zijn aangetroffen in de boringen 2 en 6 op een diepte van respectievelijk 3,2 en 1,85 m –mv (1,19 m –NAP en 0,25 m +NAP). Gezien het grote verschil in diepte, lijkt de top van de natuurlijke afzettingen in boring 2 verdwenen te zijn. Mogelijk bevindt zich ter plaatse een grondspoor.