ADC ArcheoProjecten heeft in september 2014 een bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek uitgevoerd naar de archeologische waarde van de locatie ‘Naardereiland’ te Naarden.Aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen herinrichting van de locatie middels de aanleg van woningen en bijbehorende infrastructuur.Het hier besproken plangebied betreft een terrein dat in de jaren ’70 van de vorige eeuw middels opspuiting is teruggewonnen op het huidige Gooimeer. Het plangebied ‘Naardereiland’ is vandaag de dag als dagkampeerterrein ingericht. De maaiveldhoogte varieert van circa 1,7 m + NAP tot 2,45 m + NAP (afb. 3).Uit de resultaten van het bureauonderzoek blijkt dat in de omgeving van het plangebied een verscheidenheid aan archeologische waarden bekend is. In dit geval moet echter benadrukt worden dat op basis hiervan niet geconcludeerd mag worden dat vergelijkbare waarden ook binnen het plangebied verwacht moeten worden. Zo zijn ten noordwesten van het plangebied, nabij Almere, diverse locaties met scheepswrakken bekend. De kans op de aanwezigheid van wrakken binnen het hier besproken plangebied is echter zeer klein. Dit vanwege de ligging van de locatie direct langs de toenmalige kust (waar het te ondiep was voor schepen). Zoals vermeld geeft de database van bekend wrakken in of nabij het plangebied geen wrakken weer.Ten zuid(westen) van het plangebied zijn locaties bekend waar rekening gehouden moet worden met de mogelijke aanwezigheid van waarden uit de Vroege Prehistorie. Deze zijn in dat geval gesitueerd op pleistocene opduikingen. Of en in hoeverre deze binnen het plangebied voorkomen is echter onbekend.Indien aanwezig bevinden deze zich in de top van het dekzand. Op basis van nabij het plangebied uitgevoerde boringen is dat dan op een diepte van meer dan 3 m beneden huidig maaiveld.Ten zuiden van het plangebied is verder sprake van het voorkomen van waarden die samenhangen met de laatmiddeleeuwse ontginning van het gebied. Feit is echter dat het hier besproken plangebied op een gegeven moment deel is gaan uitmaken van de voormalige Zuiderzee waarbij de top van het veen, inclusief de daarin gesitueerde laatmiddeleeuwse sporen en vondsten vermoedelijk in meer of mindere mate geërodeerd is. De kans op intacte sporen uit de periode van de Late Middeleeuwen wordt daarom als zeer laag ingeschat. Indien aanwezig bevinden deze zich in de top van het veen. Op basis van nabij het plangebied uitgevoerde boringen is dat dan op een diepte van circa 2,8 m of meer beneden huidig maaiveld.In de Nieuwe Tijd maakte het plangebied deel uit van de Zuiderzee. In de periode was ter plaatse van het plangebied dus geen sprake van bewoning. Scheepswrakken uit deze periode worden niet verwacht. Vanwege het feit dat het plangebied wel direct langs de toenmalige kust is gesitueerd kan de mogelijkheid van puntvondsten, zoals vanaf de waterkant weggegooid materiaal of aangespoeld wrakhout van op de Zuiderzee vergane schepen evenwel nooit uitgesloten worden.Verder geldt, zoals aangegeven, dat de bovenste 2,8 m van het plangebied uit opgespoten zand bestaat. De kans is groot dat het hier om pleistoceen materiaal gaat dat is opgehaald uit het IJsselmeer/Gooimeer. Tezamen met het zand kunnen ook resten van mensen en dieren zijn meegevoerd die de regio in het verleden benutte. Indien aanwezig gaat het evenwel om puntvondsten waarvan de exacte aard en locatie niet vooraf te bepalen is.De kans op de aanwezigheid van archeologische waarden wordt daarom als laag betiteld. Indien aanwezig bevindt het niveau van waaraf sprake kan zijn van sporen zich vermoedelijk dieper als 2,8 m – mv. Het gaat daarbij dan om de top van het veen. Aangenomen wordt echter dat dit niveau sterk beschadigd is en dat geen sprake meer is van intacte waarden. Verder kan ook in de top van het onder het veen gelegen dekzand, vermoedelijk gelegen op circa 2 m –NAP, sprake zijn van archeologische waarden.Feit is echter dat bij het overgrote deel van de voorgenomen ingreep het eventueel interessante archeologische niveau niet geraakt zal worden. Dit bevindt zich namelijk dieper als 2,8 m – mv.Op basis van de nu bekende plannen wordt dit niveau alleen aangesneden aan de westzijde van de locatie. Daar is de aanleg van twee waterpartijen voorzien die met elkaar verbonden worden door een duiker (onderzijde duiker circa 0,75 m – NAP, d.w.z. circa 2,5 tot 3,25 m – mv en onderzijde waterpartijen circa 2,9 m – NAP, d.w.z. circa 5 m – mv).Teneinde deze verwachting te toetsen en de mate van intactheid van het veenpakket te bepalen, werd een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek uitgevoerd.Uit het booronderzoek werd geconcludeerd dat de top van het veen zich op de verwachte diepte (275 tot 340 cm –mv / 110 tot 166 cm –NAP) bevindt, maar door erosie is aangetast. Er is dus inderdaad een zeer lage verwachting voor resten uit de Late Middeleeuwen. Pleistoceen dekzand is niet aangetroffen en bevindt zich dus dieper dan 3 à 3,5 m –mv. Er is dus geen sprake van dekzandruggen, zodat ook de verwachting voor vroeg prehistorische resten laag is.ADC ArcheoProjecten adviseert om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet.
Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek