Synthegra B.V. heeft in opdracht van bedrijf XXX een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met een verkennend booronderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Rijksstraatweg 35 te Elst. De aanleiding voor het onderzoek is de vergunningsaanvraag voor het betreffende perceel, waarbij opslagboxen gebouwd zullen worden.
De oppervlakte van het plangebied bedraagt 438 m2. De toekomstige bodemverstoring bedraagt 438 m2 met een diepte van 60 centimeter beneden maaiveld. De bodem zal waarschijnlijk tot ver in het archeologische niveau worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen daarbij verloren gaan.
Op basis van het bureauonderzoek is voor het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld.
Het plangebied bevind zich in het “Utrecht Gelders zandgebied”, wat zich in het Saalien heeft gevormd. Het plangebied bevind zich hierbij op een sandr aan de voet van een stuwwal. Bewoning bevond zich in dit gebied pas vanaf het Neolithicum. Dit wordt ondersteund door de vondstmeldingen en de onderzoeken die rondom het plangebied uitgevoerd zijn. Deze dateren voornamelijk uit de periode Bronstijd – Late IJzertijd. De sporen uit deze periodes kunnen bestaan uit grafheuvels, nederzettingsresten en sporen van landbouw. De resten zullen zich bevinden onder een esdek. In een onderzoek uit de buurt is een esdek op een diepte tussen de 35 – 160 centimeter beneden het maaiveld aangetroffen. Met resten uit de Brons- en IJzertijd eronder. De periode Midden Bronstijd – Late IJzertijd krijgt hierdoor een hoge verwachting. Het Neolithicum zou eventueel nog aanwezig kunnen zijn, maar het gebrek aan vondstmateriaal zorgt ervoor dat resten uit deze periode een middelhoge verwachting krijgen. Resten uit het Paleolithicum tot en met het Mesolithicum krijgen een lage verwachting, omdat het in die tijd nog niet gunstig was om op de flank van een stuwwal te vestigen.
Resten uit de Romeinse tijd zijn in lagere mate aangetroffen rondom het plangebied, doordat er weinig vondsten uit deze periode zijn gedaan is besloten om de verwachting voor resten uit deze periode middelhoog te maken.
Vanaf de 8e eeuw groeide Elst uit tot een dorp. Dit gebeurde langs de Rijksstraatweg, waar het plangebied ook langs ligt. Geen van de veldonderzoeken heeft sporen of een loopniveau uit deze periode aangetroffen, maar er zijn wel veel vondsten vanaf deze periode gedaan. Dit alles maakt dat er voor de periode Vroege Middeleeuwen – Nieuwe Tijd een hoge verwachting geldt.
Het plangebied kan al tot enige diepte verstoord zijn. Dit komt door het gebruik voor de tabaksteelt, waardoor de wortels de bodem tot ca. 50 cm beneden het maaiveld verstoord zal hebben en door de gebouwen die zich op het plangebied bevinden. Verder wordt er vaak een verstoorde bodem aangetroffen in onderzoeken uit de buurt.
Het natuurlijke bodemtype is in het noordelijke plangebied geheel verstoord en in de overige delen tot in de B-horizont.
Vuursteenvindplaatsen bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen, en bevinden zich in de bovengrond van de oorspronkelijke podzolgrond. Aangezien er een B-horizont is aangetroffen, kunnen hierin nog dergelijke resten verwacht worden. De top hiervan bevindt zich ca. 85 centimeter beneden maaiveld. Hiermee zou het kunnen aansluiten bij de nabij gelegen aangetroffen niet-begrensde nederzetting uit de Late Bronstijd / Vroege Ijzertijd uit het onderzoek van Archol uit 2009.
Nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Aangezien de top van de C-horizont in bijna het gehele zuidelijke plangebied intact is (gezien de aanwezigheid van een B-horizont), en de top van de C-horizont in boring 2 zeer minimaal verstoord is, kunnen er nog archeologische resten verwacht worden in het plangebied. In de twee overige delen zijn alle graafwerkzaamheden reeds verricht waardoor hier geen vervolgonderzoek meer noodzakelijk is.
Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor de voorgenomen herinrichting van het plangebied zoals omschreven in de vergunningsaanvraag nader archeologisch onderzoek geadviseerd.
Wij adviseren een vervolgonderzoek in de vorm van een archeologische begeleiding conform het protocol proefsleuvenonderzoek (AB-IVO-P), om vast te stellen of in het plangebied archeologische resten aanwezig zijn en zo ja, welke waardering hieraan gegeven kan worden. Voor deze archeologische begeleiding conform het protocol proefsleuvenonderzoek is een Programma van Eisen (PvE) noodzakelijk dat is goedgekeurd door de bevoegde overheid. In dit PvE wordt de werkwijze en de randvoorwaarden van het proefsleuvenonderzoek vastgelegd.
Bovenstaande vormt een selectieadvies. De resultaten van dit onderzoek dienen vooraleerst te worden beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Rhenen). Deze neemt een definitief selectiebesluit aangaande de vrijgave van het plangebied voor verdere ontwikkeling zoals omschreven in de vergunningsaanvraag.
Er is getracht een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethoden. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Synthegra wil de opdrachtgever er daarom op wijzen dat, indien tijdens de werkzaamheden een (mogelijke) archeologische vondst wordt gedaan dan geldt de wettelijke meldingsplicht, zoals omschreven in artikel 5.10 van de Erfgoedwet bij de minister. Uit praktisch oogpunt kan een dergelijke toevalsvondst bij de gemeente worden gemeld.