In opdracht van de gemeente Gilze en Rijen is een archeologische inventarisatie uitgevoerd voor het plangebied de “Vliegende Vennen”, dat is gelegen in de zuidoostelijke hoek van de bebouwde kom van Rijen. De inventarisatie behelst een bureauonderzoek, een verkennend booronderzoek met inbegrip van een niet systematische veldverkenning. De archeologische inventarisatie toont aan dat er een geringe kans is op archeologische vindplaatsen: er zijn geen bekende vindplaatsen en ook tijdens de veldverkenning zijn er geen aanwijzingen voor archeologische vindplaatsen gevonden.Op basis van de onderzoeksresultaten is een archeologische aanbeveling opgesteld voor het gehele plangebied, waarin twee zones zijn te onderscheiden. Deze aanbevelingen zijn weergegeven op afbeelding 2. De noordelijke locatie heeft in het westelijk deel als toplaag van de bodem een goed ontwikkeld esdek (1). De zuidelijke locatie heeft een bodem met een dunnere bouwvoor, waaronder zich een B-horizont bevindt (2). Het natuurlijk bodemprofiel is hier minder sterk aangetast dan in het noordelijk gebiedsdeel; er is echter sprake van een bodemvorming in een vochtiger milieu dat vroeger vooral is gebruikt op manieren die weinig archeologische sporen en vondsten achter laten, waardoor de verwachtingswaarde laag blijft.Esdekken zijn opgehoogde gronden door plaggenbemesting. Deze akkers liggen vaak op plaatsen die al eeuwenlang bewoond zijn en de sporen daarvan kunnen bewaard zijn gebleven door de ophoging van de bodem, waardoor de archeologische sporen niet zijn vernietigd door het ploegen. Hoewel we geen sporen van bewoning hebben aangetroffen, vereist de provincie Noord-Brabant een intensiever onderzoek op die delen van het terrein, waar een intact bodemprofiel is aangetroffen. Het ontbreken van vondsten in het plangebied en in de nabije omgeving, straal ca. 1 km, waardoor de kans op het aantreffen van bewoningssporen gering is, doet daar niets aan af. Het voorgeschreven intensievere onderzoek geld niet voor de delen met een verstoord bodemprofiel, dat is met inbegrip van de percelen met huidige bebouwing en een asbestsanering ook al zijn die niet archeologisch verkend. Het intensieve onderzoek kan met zogenaamde megaboringen (diameter 20 cm) worden verricht (geplaatst in een grid van 40 x 50 m), maar het is aanbevelenswaardig zogenaamd proefsleuven te overwegen omdat die meer informatie gegevens leveren voor het archeologisch beleid dat de gemeente hoort te formuleren als gevolg van de implementatie van het verdrag van Valletta (1992) in de Nederlandse wet- en regelgeving. Indien de voorkeur de archeologische inventarisatie zal worden voltooid met die zogenaamde megaboringen en er wordt daarbij geen archeologie aangetroffen, dan is de inventarisatie voltooid en archeologie geen belemmering voor het ten uitvoer brengen van de plannen voor de “Vliegende Vennen”. In dat geval blijft het echter raadzaam om na het uitgraven van wegcunetten de stroken open grond archeologisch te verkennen zodat eventuele archeologische vondsten gemeld kunnen worden in het landelijke archeologisch informatiesysteem ARCHIS, waardoor een meer gefundeerd gemeentelijk archeologie beleid kan worden opgesteld. Dit soort verkenningen kunnen in samenspraak met de lokale heemkundekring of de werkgroep West-Brabant van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland (AWN, de vereniging van amateur-archeologen) worden georganiseerd.
Vestigia V112