In opdracht van Gemeente Strijen heeft IDDS Archeologie in augustus 2011 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd aan de Broekseweg (ong.) in Strijen, gemeente Strijen. De aanleiding voor dit onderzoek is een bestemmingsplanwijziging in het kader van de bouw van een agrarische loods en een woning. Graafwerkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling zullen waarschijnlijk zorgen voor een bodemverstoring tot op onbekende diepte. De kans bestaat dat eventueel aanwezige archeologische waarden hierdoor verstoord dan wel vernietigd zullen worden. Op de geomorfologische kaart ligt het plangebied binnen een gebied dat bestaat uit een vlakte van getij-afzettingen van het Laagpakket van Walcheren. Deze kleiafzettingen zijn afgezet tijdens overstromingen vanuit zee gedurende de 15de en 16de eeuw (Late Middeleeuwen). Onder de kleiafzettingen is Hollandveen aanwezig waarop in het verleden menselijke activiteit kan hebben plaatsgevonden gedurende de IJzertijd tot de Late-Middeleeuwen. Gedurende de Late-Middeleeuwen raakt het veen bedekt onder afzettingen vanuit zee, overeenkomstig het Laagpakket van Walcheren, Formatie van Nieuwkoop. In de omgeving van het plangebied zijn een aantal woonterpen aanwezig die voornamelijk dateren in de Late-Middeleeuwen. Op basis van luchtfoto’s liggen meerdere van dit soort woonterpen rondom het plangebied. Dergelijke terpen kunnen ook worden aangetroffen in het plangebied.Het plangebied ligt in een gebied dat in 1593 na Chr. is ingedijkt. Op basis van het kadastrale minuutplan uit 1811-1832 is het plangebied in gebruik geweest als bouwland. Dit gebruik verandert in de loop van de negentiende en twintigste eeuw niet. Door dit landgebruik kan de ondergrond van het plangebied en eventueel aanwezige archeologische resten verstoord zijn door verploeging. De watersnoodramp van 1953 heeft mogelijkerwijs ook bijgedragen aan de verstoring van de ondergrond van het plangebied. Uit het veldonderzoek is gebleken dat in de ondergrond Hollandveen aanwezig is waarvan de top veraard is geraakt. Deze veraarding heeft zeer waarschijnlijk, gezien zijn geringe dikte, geen relatie met een ophoging van een veenterp. Er zijn ook geen archeologische indicatoren aangetroffen die wijzen op een antropogene ophoging van veen. Bovenop het veen zijn kleiafzettingen aangetroffen, waar wederom geen indicatoren in zijn aangetroffen voor bewoning, begraving of enige andere menselijke activiteit in het verleden. Hoewel in het veraarde veen nog wel archeologische resten aan kunnen worden getroffen uit de periode IJzertijd tot Romeinse tijd en voornamelijk de Late-Middeleeuwen, is de verwachting hierop laag. Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt geadviseerd om geen archeologisch vervolgonderzoek uit te laten voeren in het plangebied. Dit is tenzij er dieper wordt gegraven dan 2,2 m –mv of -3,5 m NAP aangezien er dan eventueel aanwezige archeologische resten in het veraarde veen worden verstoord. In dit geval raden wij aan om een archeologisch vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven uit te laten voeren. Over dit advies kan overleg gevoerd worden met de bevoegde overheid, de gemeente Strijen.
B&G rapport 1271
Archeologisch bureauonderzoek & Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase