In opdracht van het Waterschap Noorderzijlvest werd een gemaal met schutsluis gerealiseerd in het Winsumerdiep te Schaphalserzijl, gemeente Winsum. Tijdens grondwerkzaamheden nabij het bestaande sluizencomplex werden resten van een houten constructie gevonden. De heer K. de Jong (amateurarcheoloog) deed melding van deze vondst bij de provinciaal archeoloog van Groningen, dr. H.A. Groenendijk. Deze laatste overtuigde het waterschap van het belang van deze vondst waarna het waterschap via Tauw bv (dhr. R. Beenen), aan Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) opdracht gaf de houten constructie nader te onderzoeken. Dit onderzoek had de vorm van een archeologische begeleiding. Het onderzoek was mogelijk door de medewerking van de hoofdaannemer, Ballast Nedam (Groningen) en de firma Elzinga (Uithuizermeden) die een kraan ter beschikking stelden, de eerste vondsten in het RD-stelsel lieten inmeten en een vast meetpunt aanbrachten.Op grond van de onderzoeksresultaten kunnen we stellen dat de houtvondsten te Schaphalserzijl uit drie perioden stammen. Ten eerste betreffen het resten van de oude Schaphalsterzijl (1459) die voor de bouwbegeleiding reeds zijn vergraven. Hierdoor is het niet duidelijk of dit hout zich nog in situ bevond en of dat het is hergebruikt voor een andere constructie.Ten tweede zijn er resten van een oeverbeschoeiing die ten doel had de dijkvoet te beschermen tegen ondermijning door het water. Deze beschoeiing is uitgevoerd als verticale staanders met daarachter liggende planken en als naast elkaar staande verticaal ingeslagen zware planken. Het geheel is met trekstangen in het dijklichaam verankerd. Deze twee bouwwijzen zijn een indicatie dat er reparatie heeft plaatsgevonden. De verticaal ingeslagen planken zijn hergebruikt en betreffen de reparatie. De vermoedelijke datering van deze oeverbescherming, aan de hand van de kapdatum van het hout, is 1550. Voor de dijkvoet stond toentertijd water wat op kaarten van 1720 nog is aangegeven als ‘zijt gegraven putten’. Dit water zette zich ook noordelijk van het huidige Winsumerdiep voort. Of het een oude arm van het Reitdiep betreft of een afwatering van de sluis die scheef naar het Reitdiep loopt is niet duidelijk. Mogelijk dat het actueel Hoogtebestand Nederland hier duidelijk kan verschaffen.Ten derde zijn er de resten van de afdamming van een waterloop die met zware liggers van naaldhout is versterkt en die over de beschoeiing van 1550 heen liggen. Tussen de liggers bevindt zich geroerde grond maar ook gesedimenteerde laagjes. Volgens dhr. G. Davidse1 is het goed mogelijk dat de afdamming verband houdt met de aanleg van de Winsumerzijl in de periode 1635–1638 en langere tijd heeft geduurd waardoor de gesedimenteerde lagen te verklaren zijn. Uit de archiefstukken blijkt dat er pas in 1638 dammen, binnen en buiten de zijl, naar behoren werden opgeleverd. Deze passage kan betrekking hebben op het afdammen van een watergang langs de dijk (buitendijks). De dam is verstevigd met zware liggers die aan de buitenkant van de dam zijn verankerd tegen de druk van het grondlichaam. Buiten de liggers, in de richting van het Winsumerdiep, is de dam verstevigd met turven en rijshout. Volgens het kaartmateriaal uit 1832 is er dan geen watergang meer langs de voet van de dijk.Voor de twee laatste fasen is hout met eenzelfde kapdatum, rond 1530-1540, gebruikt. Het in de derde fase gebruikte hout is hergebruikt, mogelijk van de oude Winsumerzijl.
Date: 2003