Op basis van het uitgevoerde onderzoek worden in het plangebied tot een diepte van 37-52 cm -mv
geen in situ archeologische resten verwacht (bouwvoor en verstoorde grond).
Op basis van de afwezigheid van veen in het plangebied kan de lage archeologische verwachting voor
de periode midden neolithicum-nieuwe tijd worden gehandhaafd.
Het landschap uit de periode paleolithicum-mesolithicum(-vroeg neolithicum) blijkt niet meer intact in
het plangebied aanwezig, aangezien geen A-horizonten zijn waargenomen. In het oostelijk deel van het
plangebied zijn wel nog restanten van podzolbodems aanwezig (E- en B-horizonten), maar ook hier zijn
vondstniveaus vergraven. In het westelijk deel van het plangebied is uitsluitend dekzand met een Chorizont
aangetroffen. Hoewel in principe wel nog dieper gegraven archeologische grondsporen in het
resterende, niet-geroerde dekzand in het plangebied aanwezig kunnen zijn, kan de middelhoge
archeologische verwachting uit het bureauonderzoek naar laag worden bijgesteld, op basis van het
uitgevoerde archeologisch booronderzoek.