Eede De Vlaschaard Eede De Vlaschaard. Gemeente Sluis. Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven (karterende en waarderende fase) en Inventariserend Veldonderzoek door middel van Boringen (karterende fase)

De opdrachtgever heeft het voornemen om het bestaande bedrijventerrein De Vlaschaard uit te breiden. De uitbreiding zal worden gerealiseerd op een agrarisch terrein ten noorden hiervan. Het plangebied omvat twee percelen die kadastraal bekend staan onder Gemeente Aardenbuirg, Sectie G, Perceel 427 en 375 (ged.) en beslaat een oppervlakte van circa 59.718 vierkante meter.

Elk van de percelen valt onder een ander bestemmingsplan. Perceel 427 hoort bij het vigerende bestemmingsplan Buitengebied (2011) waar mogelijk aanwezige archeologische vindplaatsen planologisch worden beschermd door een dubbelbestemming Waarde Archeologie 1. Voor het perceel 375 geldt een dubbelbestemming Waarde Archeologie 2 in het Parapluplan Archeologie Sluis (2019). Binnen deze gebieden geldt een verbod op het uitvoeren van (graaf)werkzaamheden die respectievelijk groter zijn dan 250 of 500 vierkante meter en dieper reiken dan 0,40 meter beneden maaiveld. Dergelijke werkzaamheden zijn wel vergunbaar mits een archeologisch onderzoeksrapport wordt voorgelegd waarin wordt aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dat deze niet behoudenswaardig zijn of dat deze door de voorgenomen werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad. Omdat met de nieuwe ontwikkelingsplannen de vrijstellingsgrenzen worden overschreden, is in het kader van een bestemmingsplanwijziging eerst een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen uitgevoerd, waarin een gespecificeerde archeologische verwachting is opgenomen.

Uit het vooronderzoek is gebleken dat er een middelhoge verwachting geldt voor het vinden van archeologische resten uit het Finaal-Paleolithicum, een lage verwachting voor het Mesolithicum en de Nieuwe Tijd en een hoge verwachting wordt aangenomen voor de periodes Neolithicum tot en met de Middeleeuwen in de top van het dekzand, net onder de bouwvoor. Deze worden echter door de toekomstige bouwplannen bedreigd. De bevoegde overheid heeft daarom besloten dat nader onderzoek in de vorm van een Inventariserend Veldonderzoek door midden van proefsleuven en karterende boringen noodzakelijk was. Het proefsleuvenonderzoek heeft de vooropgestelde verwachting niet geheel kunnen bevestigen. De sporen bestaan uit greppels, kuilen, paalsporen en een dijklichaam die direct onder de bouwvoor zichtbaar waren (vanaf 0,58 meter +NAP in het westelijk deel van het plangebied en vanaf 0,86 meter +NAP in het oosten). De enorme hoeveelheid aan greppels dat is aangetroffen vormt een groot afwateringssysteem tussen de Praatvlietsche watergang en de rivier de Eede. Deze dateren hoofdzakelijk uit de Nieuwe Tijd, na het ontstaan van de Praatpolder in 1650. Een enkele greppel kan wellicht nog worden teruggevoerd tot het middeleeuwse landgebruik van het terrein. Door het gebrek aan vondstmateriaal uit de kuilen, kunnen ook deze sporen moeilijk gedateerd worden. Ze kennen een grote spreiding binnen het plangebied en hebben geen onderlinge verbinding met elkaar. In de directe nabijheid zijn geen andere aanwijzingen gevonden voor bewoningssporen, aldus handelt het om losse kuilen. De paalkuilen kwamen steeds in kleine clusters in de proefsleuven voor. Daar ze gesitueerd lagen langs de greppels kunnen de sporen als nieuwe tijdse perceelsindeling worden geïnterpreteerd.

Door de dijk is een doorsnede gemaakt en gedocumenteerd in een lengteprofiel. De top van deze structuur is in het verleden al eens geslecht en genivelleerd over het omringende land. Nochtans konden verschillende fasen worden onderscheiden: de kern van de dijk en vijf fasen van dijkverzwaring met daartussen overstromings- of verspoelingslagen die de dijk deels hebben weten aan te tasten. Aan de hand van cartografische en literaire bronnen zijn al deze fasen binnen 40 jaar na zijn ontstaan in het midden van de 17e eeuw opgeworpen. De fundering van de kern van de dijk werd gevormd door een oude A-horizont. Dit bodemvormende pakket is in de directe nabijheid ontgraven en gebruikt als materiaal voor het ophogen en later ook verzwaren van de dijk, waardoor latere fasen direct op het dekzand zijn gelegen.

Tijdens de veldwerkzaamheden is ook een karterend booronderzoek uitgevoerd. In totaal zijn 24 boringen gezet met een edelmanboor met een diameter van 15 cm. Er werd geboord tot beneden de aanwezig paleosol. Daar waar deze werd aangetroffen is samen met 10 cm dekzand de laag bemonsterd. Uit de zeefresiduen zijn echter geen indicatoren tevoorschijn gekomen die konden wijzen op de aanwezigheid van een vuursteenvindplaats.

Kortom zijn er twee vindplaatsen tijdens het proefsleuvenonderzoek aangetroffen: een dijklichaam en een afwateringssysteem uit de Nieuwe Tijd. In overeenstemming met de KNA 4.1 (bijlage IV Waarderen van vindplaatsen) zijn deze niet behoudenswaardig bevonden en is de potentiële archeologische waarde van het plangebied voldoende in kaart gebracht.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zez-j84x
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-2k-4bjm
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:341306
Provenance
Creator Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed
Publisher Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed
Contributor Zeeland; Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed
Publication Year 2024
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; DANS License; https://dans.knaw.nl/en/about/organisation-and-policy/legal-information/DANSLicence.pdf
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format jpg; pdf; sbn; prj; shx; shp; dbf; sbx; cpg; dwg
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (3.436 LON, 51.254 LAT); Zeeland; Sluis; Eede; De Vlaschaard; 67A (kaartblad)