In opdracht van Witteveen+Bos heeft Archol BV een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Dr. de Liefdestraat en de Jan Campertstraat te Haarlem (omvang circa 0,6 ha; Figuur 1-1). Aanleiding voor het onderzoek is het voorgenomen groot onderhoud en de herinrichting van beide straten. Het plangebied heeft een dubbelbestemming archeologie.
Doel van het bureauonderzoek is een gespecificeerde archeologische verwachting te geven voor het plangebied door te kijken naar de archeologische verwachting en de opbouw/ intactheid van het landschap. Op basis van het onderzoek kunnen er, landschappelijk gezien, archeologische resten vanaf het neolithicum verwacht worden. Voor het midden en noordoosten van het plangebied (Dr. de Liefdestraat, midden en oosten van de Jan Campertstraat) geldt een hoge verwachting voor archeologische resten uit het neolithicum-nieuwe tijd. In het noordwesten (westen van de Jan Campertstraat) geldt een lage voor het aantreffen van archeologische resten vanaf het neolithicum tot de Nieuwe tijd.
Archeologische resten kunnen worden verwacht in de top van de Oude duinen en strandwal of dieper gelegen (begraven) bodemniveaus en in het veenpakket. In hoeverre ook daadwerkelijk archeologische resten aanwezig zijn, hangt mede af van de verstoringsgraad van de archeologische niveaus (Oude duinen en strandwal, veen). Op basis van de nabije booronderzoeken zal gemiddeld 1 tot 2 m van de top van de bodem uit geroerde grond bestaan. Met name op de strandwalflank en in de strandvlakte zal een deel van de geroerde bovengrond uit zand bestaan dat tijdens de aanleg van de woonwijk is opgebracht. Hier kan de verstoringsgraad daardoor relatief beperkt zijn. Daarnaast moet lokaal rekening gehouden worden met de aanwezigheid van ondergrondse infrastructuren die de bodem mogelijk verstoord hebben.
Omdat de omvang en diepte van de voorgenomen bodemingrepen nog onbekend zijn, hanteren we bij de effectbepaling de volgende categorieën bodemingrepen: met een groot oppervlak (bijvoorbeeld vervanging wegdelen met fundering, rioolsleuf breder dan 2 m, meerdere sleuven met een gezamenlijke breedte van meer dan 2 m), smalle lineaire bodemingrepen (rioleringen en drainages smaller dan 2 m) en lokale bodemingrepen (boomgaten, vuilcontainers ed.). Bij het bepalen van het effect op eventueel aanwezige archeologie resten wordt per categorie naar de omvang van de bodemingreep, de verwachtingswaarde en de potentiële informatiewaarde van de eventueel aanwezige archeologische resten gekeken.
Op basis van gespecificeerde archeologische verwachting en de inschatting van de voorgenomen bodemingrepen op de te verwachte archeologische waarden, worden voor het plangebied Dr. de Liefdestraat en Jan Campertstraat verschillende adviezen gegeven.
Geen vervolgonderzoek voor:
-
Bodemingrepen die niet dieper gaan dan 1 m -mv (zeer klein effect op archeologie) of gelegen in het gebied met een lage archeologische verwachting.
-
Lokale bodemingrepen dieper dan 1 m -mv (klein effect op archeologie, beperkte informatiewaarde), tenzij gelegen direct naast grote of lineaire bodemingrepen (aanvullende, grotere informatiewaarde).
-
Smalle lineaire bodemingrepen (smaller dan 2 m) dieper dan 1 m in geroerde grond (hoge verwachtingswaarde).
Vervolgonderzoek in de vorm van een archeologisch begeleiding (Protocol opgraven, variant archeologische begeleiding):
-
Groot oppervlak, (breder dan 2 m) dieper dan ca. 1 m -mv in een gebied met een hoge verwachtingswaarde.
-
Smalle lineaire bodemingrepen, (smaller dan 2 m) dieper dan ca. 1 m -mv in en ongeroerde grond in een gebied met een hoge verwachtingswaarde.
-Lokale bodemingrepen direct grenzend aan grote bodemingrepen of smalle lineaire bodemingrepen in een gebied met een hoge verwachtingswaarde.
Doel van de archeologische begeleiding is het documenteren van grondsporen en verzamelen van vondsten en monsters.
Indien bij de uitvoering van de niet begeleide delen van de geplande werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding bij Bureau Archeologie van de Gemeente Haarlem; adviesarcheologie@haarlem.nl).
Op basis van de bevindingen van dit onderzoek neemt de gemeente Haarlem een formeel besluit. Met betrekking tot deze aanbevelingen dient dan ook contact te worden opgenomen met het bevoegd gezag.