In opdracht van Gemeente Utrecht, Projectorganisatie Stationsgebied (POS) heeft BAAC (onderzoeks- en adviesbureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuur- en Cultuurhistorie) op 11 en 12 februari en 9 en 10 maart 2016 een Archeologische Begeleiding, protocol proefsleuven uitgevoerd in plangebied Jaarbeursplein, Locatie Parkeergarage te Utrecht (gemeente Utrecht). De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen herontwikkeling van het westelijke deel van het stationsgebied, die onder meer voorzag in de bouwvan een ondergrondse parkeergarage. Vanwege deze planontwikkeling waren zeer diepe ontgravingen en het onderheien van de kelder gepland, waarbij alle eventuele archeologische waarden vernietigd zouden worden. Ten tijde van het onderzoek was de bovengrond van het terrein al circa 0,5 m afgegraven en was het terrein (na verwijdering van de bestrating) in gebruik als bouwterrein.De civiele werkzaamheden en locatie waren dermate complex, dat gekozen is voor een archeologische begeleiding onder protocol proefsleuven. Gedurende het veldwerk zijn verspreid over het plangebied vijf proefsleuven aangelegd (werkputten 1-5).Uit het bureauonderzoek bleek dat voor het plangebied een hoge verwachting geldt op het aantreffen van nederzettingen vanaf de Romeinse tijd tot en met de nieuwe tijd. Oudere resten zijn geërodeerd als gevolg van laterale verplaatsing van de actieve stroomgordel in de Romeinse tijd. Uit het fysisch-geografischbooronderzoek is gebleken dat het plangebied op stroomgordelafzettingen van de Oude Rijn ligt, daterend uit de Romeinse tijd en vroege middeleeuwen.Op basis van de diepe verstoringen geldt voor het centraal oostelijke deel van het plangebied een lage archeologische verwachting op het aantreffen van archeologische resten voor alle perioden. Uit het fysisch-geografisch onderzoek bleek dat het plangebied op de stroomgordel van de Oude Rijn ligt. De beddingsedimenten zijn in het plangebied in twee fasen afgezet, met daarop oeverafzettingen van de Oude Rijn. De oudste fase dateert zeer waarschijnlijk uit de Romeinse tijd (12 v.Chr-450 n.Chr.). De jongste fase kan uit de tweedehelft van de vroege middeleeuwen (725-1050 n.Chr.) dateren. De top van deze afzettingen was in ongeveer de helft van de boringen nog intact aanwezig. In het noordelijke deel van het plangebied is een humeuze opvulling van een geul aangetroffen. In de top van de aanwezige oeverafzettingen en in de noordelijk gelegen geul zijn fragmenten aardewerk uit de periode 1400-1600 AD aangetroffen. Vanwege de ligging van het plangebied op een goed bewoonbare oeverwal nabij een watervoerende (rest)geul en de aangetroffenindicatoren werd aan circa 50% van het plangebied een hoge verwachting toegekend. In de top van de oeverafzettingen worden voornamelijk archeologische resten uit de late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd B verwacht (complextypen: nederzetting en dumpzones). Op basis van de diepe verstoringen gold voor het centraal oostelijke deel van het plangebied een lage archeologischeverwachting op het aantreffen van archeologische resten voor alleperioden. Tijdens het karterend booronderzoek kon worden vastgesteld dat de westelijke helft de minst diepe verstoringen kende. Tevens was daar de Moesgracht (ook wel Blekersgracht) van Plan Moreelse aanwezig, met lokaal grachtvullingen, dempingen en waarschijnlijk ook (bak)stenen kadeconstructies of houten beschoeiingen. Voor dit deel van het plangebied gold een hogearcheologische verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit de late middeleeuwen B tot en met de nieuwe tijd B (1250-1795 n.Chr.).De noord(oost)elijke hoek van de parkeergarage en het gebied rondom flat Leeuwensteyn leverden vondsten en fosfaatvlekken op. Hier was een (rest)geul aanwezig met zowel een verwachting op archeologische resten (afvaldumps, bootjes, kades) als fysisch-geografische potentie. De verstoringen zijn hier minder uitgesproken dan in het centrale en zuidelijke deel van het plangebied.Ook voor dit gedeelte van het plangebied gold een hoge archeologische verwachting op het in situ aantreffen van archeologische resten uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd. Archeologische resten konden voorkomen vanaf ca. 1,5 m –mv tot maximaal 6 m -mv. De gemeente Utrecht – afdeling Erfgoed zal als bevoegde overheid besluit nemen of (delen van) het plangebiedverder onderzocht moeten worden middels gravend archeologisch onderzoek of niet. In de overige delen van het parkeergarageterrein worden diepe(re) verstoringen verwacht, waarbij alleen ter plaatse van oeverafzettingen nog sporen verwacht zouden kunnen worden. Lokale sloopwerkzaamheden van de kazernebarakken en de oude snackbar op het Jaarbeursplein hebben vermoedelijk al geleid tot vernietiging van archeologische waarden. Op basis van het ontbreken van archeologische indicatoren en de aanwezigheid vandiepe(re), recente verstoringen bestond een kleine kans op het aantreffen van archeologische resten. Voor dit gedeelte van het plangebied gold daarom een lage archeologische verwachting. BAAC adviseerde om dit gedeelte van het plangebied vrij te stellen van verder archeologisch onderzoek.Uit het proefsleuvenonderzoek is gebleken dat de bodemopbouw tot een gemiddelde diepte van ca. 0,8 m onder het (al afgegraven) maaiveld, lokaal tot ca. 2 m -maaiveld, volledig verstoord was en uit recent ophoogzand bestond.Onder het recente ophoogzand is in het overgrote deel van het plangebied enkel natuurlijk beddingzand van de Oude Rijn aangetroffen. Dat beddingzand is OSL-gedateerd en afgezet tijdens de late ijzertijd tot midden-Romeinse tijd (180 v.Chr.-200 n.Chr.). De oudste archeologische resten zullen dus van na die tijd dateren. In het plangebied waren diverse recente verstoringen aanwezig.In het westelijke deel van het onderzoeksterrein werden enkele archeologisch relevante sporen aangetroffen, waaronder dempingslagen van de Moesgracht/Blekersgracht (1664) uit de jaren 1927-1932. Een houten beschoeiing zou eventueel kunnen dateren ten tijde van de aanleg van de grachten van het Plan Moreelse rond 1664, hoewel een jongere (herstel)fase niet is uit te sluiten. Eenkademuur gemaakt van met cementmortel gemetselde, vijf- tot zeshoekige basaltzuilen die de Moesgracht aan de oostzijde begrensde kan op basis van een dendrochronologische datering en historisch kaartmateriaal tussen 1836 en 1890 worden gedateerd. De muur hangt met zeer grote waarschijnlijkheid samen met de bouw van de Van Sypesteynkazerne in 1878. Basaltzuilen zijn in Utrecht enomgeving regelmatig toegepast in kademuren. Een tweetal muren gemetseld in machinale bakstenen dateren respectievelijk van na 1850 (de zuidelijke afscheidingsmuur van het kazerneterrein) en van na 1932. De jongste muur betreft een nog op foto zichtbare, nieuwe westelijke afscheidingsmuur van het kazerneterrein uit 1932-1935.In het plangebied is één archeologische vindplaats vastgesteld (vindplaats 1) met resten van een kademuur. Op basis van de aard en verspreiding van de al grotendeels in detail gedocumenteerde sporen en de daaruit voortvloeiende waardering wordt de vindplaats als niet-behoudenswaardig geacht.