In opdracht van C. van der Grift b.v. heeft het onderzoeks- en adviesbureau BAAC bv een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd in het plangebied Hoogeindsestraat 2- 4 te Tiel. De plannen voor de locatie hebben betrekking op nieuwbouw. In het plangebied wordt de bouw van een nieuw appartementencomplex gepland. Uitgangspunt bij de fundering van de nieuwbouw is dat de bestaande kelders en putringenfundatie maximaal intact zullen worden gehouden, waarbij mag worden verondersteld dat de kelders en putringenfundatie niet of nauwelijks zullen worden verstoord. Er zal gefundeerd worden op een totaal van drieëntwintig palen met een diameter van ongeveer 500 millimeter. Het gaat hierbij om een grondverdringend systeem1, waarbij de palen zullen rusten op een balken fundering. Bestaande kelders zullen worden gedempt en gevuld met zand. Alleen plaatselijk kan de structuur van de kelders worden aangetast ten behoeve van nieuw te installeren palen. De diepte waarop de palen worden gefundeerd bedraagt 13,5 meter beneden maaiveld. Uit de bouwplannen blijkt tevens dat een liftschacht zal worden aangelegd in het westen van het plangebied van ongeveer twee meter bij twee meter. Hierbij kan worden verondersteld dat er ook een liftkelder zal moeten worden aangelegd voor de mechanische voorzieningen.Samenvattend kan worden gesteld dat voor het plangebied een hoge archeologische verwachting geldt voor de late middeleeuwen en nieuwe tijd. Op de Archeologische Monumentenkaart en op de gemeentelijke verwachtingskaart is het plangebied aangegeven als een terrein van archeologische waarde. Wegens de internationale uitstraling van de vroegmiddeleeuwse handelsnederzetting van Tiel is de archeologische binnenstad van nationaal belang en sinds de tweede helft van de twintigste eeuw wordt er dan ook intensief onderzoek gevoerd.Het plangebied ligt op een oude stroomgordel van de Linge. Over het algemeen worden hier bewoningsporen aangetroffen vanaf de achtste eeuw. In de vroege middeleeuwen ontstond Tiel als handelsnederzetting in een binnenbocht van de Linge, op een kruispunt van vaarroutes aan de Waal en de Linge. In de periode 890-1300 lag het plangebied echter ter hoogte van de stroomgeul van de Linge zelf. In deze periode was dus geen bewoning in het plangebied mogelijk en eventuele resten uit oudere periodes zoals de prehistorie en de Romeinse periode kunnen enkel in verspoelde vorm nog aanwezig zijn. De archeologische verwachting voor deze periodes in het plangebied is dan ook laag te noemen. Uit historische kaartmateriaal blijkt dat het plangebied in de loop van de late middeleeuwen en de nieuwe tijd is drooggelegd en bebouwd is geraakt. Op de oudste historische kaarten is in het plangebied reeds bebouwd en ligt het net ten zuiden van de noordelijke stadsmuur. Op historische kaartmateriaal uit de zeventiende eeuw blijkt dat in het plangebied het zogenaamde 'Hof van Arkel' is gelegen, dat reeds vermeld wordt in de dertiende eeuw. Op de kaarten is te zien dat het hierbij gaat om een groot en belangrijk gebouw in de laatmiddeleeuwse binnenstad van Tiel. Direct ten noorden ervan lag in die periode ook de stadsmuur. Op de oudste kadastrale kaarten uit de eerste helft van de negentiende is eveneens bewoning aanwezig ter hoogte van het plangebied. Uit de Oorspronkelijk Aanwijzende Tafel blijkt dat het hier gaat om een woning. Het gebied waarin de planlocatie is gelegen maakt deel uit van een terrein dat nog steeds Hof van Arkel wordt geheten. In de tweede helft van de twintigste eeuw is het plangebied grotendeels bebouwd en deels onderkelderd geraakt. Deze kelders zijn echter in minder dan de helft van het gebied waar het appartementencomplex zal verrijzen aanwezig. In totaal gaat het om een oppervlakte van 133 m2.Voor het plangebied bestaat op basis van historische bronnen en kaartmateriaal een specifieke hoge archeologische verwachting op bewoning uit de late middeleeuwen ? nieuwe tijd, en dan meer bepaald van het uit historische kaarten en bronnen bekende Hof van Arkel, dat in het plangebied was gelegen. Deze bewoning kan bestaan uit houten palen en vlechtwerkwanden, en stenen muren en funderingen. Tevens kunnen in de noordelijke helft van het plangebied resten worden aangetroffen van de omwalling uit de late middeleeuwen / nieuwe tijd in de vorm van een stadsmuur en/of wal. Iets ten noorden van het plangebied is op de kaart van Blaeu/van Biesen ook een muurtoren aangegeven (zie figuur 2.3). Op basis van de aanwezigheid van de afzettingen van de Linge, die tot de late middeleeuwen ter hoogte van het plangebied heeft gelegen, bestaat tevens een specifieke hoge verwachting op (vroeg)middeleeuwse scheepswrakken en houten beschoeiingen aangebracht tijdens het proces van landwinning in de loop van de late middeleeuwen. Tevens kunnen stratigrafisch gescheiden vondstpakketten worden aangetroffen met uitstekende mogelijkheden voor het verkrijgen van absolute dateringen. De diepteligging van de archeologische vondstlagen is op dit ogenblik nog niet bekend. Tijdens eerder archeologisch onderzoek in de binnenstad van Tiel kwamen archeologische vondstlagen voor tussen ca. 1,5 en 5 meter beneden maaiveld.Met het trekken van conclusies ten aanzien van de verstoring die ontstaat als gevolg van grondverdringende palen moet dus voorzichtig worden omgesprongen, maar de meest recente onderzoeken stellen dat de effecten ervan vrij beperkt zijn. De resultaten hiervan zijn evenwel nog niet eenduidig en er wordt nog een diepgaande inhoudelijke discussie over gevoerd. Aangezien het conform het Verdrag van Valletta en de KNA 3.1 de voorkeur geniet om archeologische waarden zoveel mogelijk in situ te bewaren, wordt dan ook aanbevolen geen definitief gravend onderzoek in het plangebied uit te voeren. Prospectieve methoden, zoals booronderzoek en proefsleuvenonderzoek, zijn voor het plangebied methodisch minder geschikt wegens het voorkomen van veel puin in de ondergrond (booronderzoek) en de kleine oppervlakte van het plangebied (proefsleuvenonderzoek). Aanbevolen wordt dan ook om het graven van de kelder die nodig zal zijn voor de liftschacht archeologisch te begeleiden. Tijdens de sloop van de bestaande bebouwing wordt een sloopbegeleiding aanbevolen. Ook wordt een begeleiding aanbevolen wanneer eventuele ondergrondse historische muurresten of funderingen, die in het plangebied kunnen worden verwacht, (gedeeltelijk) moeten worden verwijderd ten behoeve van het plaatsen van de palen.Voor zowel de sloop- als de bouwbegeleiding geldt dan het protocol opgraven uit de KNA 3.1 (OS01 t/m OS16; DS01 t/m DS05), dus delen die verstoord raken bij de sloop en de bouw dienen eerst archeologisch te worden gedocumenteerd. Op deze manier blijven de in plangebied te verwachten archeologische waarden, die niet door de werkzaamheden worden verstoord, ter plaatse bewaard en worden de verstoorde delen wel onderzocht.