Het plangebied, achter Dalweg 23 te Hilversum, ligt op een hoge stuwwal, waar waarschijnlijk een holtpodzolgrond is gevormd onder droge omstandigheden. Op meer dan 600 m van het plangebied zijn vondsten gedaan uit het laat neolithicum, waarvan de archeologische context onbekend is. Archeologische vondsten en ondiepe bewoningssporen kunnen in een holtpodzolgrond bij een intact bodemprofiel worden verwacht op of binnen 50 cm beneden maaiveld (cm -mv). Omdat het plangebied hoofdzakelijk in gebruik is geweest als landbouwgrond zullen eventuele vindplaatsen in of onder de bouwvoor in theorie veelal nog gaaf zijn. De grootste verstoringen kunnen zijn ontstaan door de bouw van 20ste eeuwse bebouwing. Vanwege de lage grondwaterstand, de goede ontwatering is de kans op een goede conservering van organische resten en botmateriaal zeer laag. Op basis van de aanwezigheid van archeologische indicatoren in de nabijheid van het plangebied en het verwachte bodemtype werd aan het plangebied een hoge archeologische verwachting op het aantreffen van archeologische vondsten en/of sporen toegewezen. Maar in het bodemmateriaal zijn geen archeologische resten of indicatoren aangetroffen. Eveneens was in het merendeel van de boringen de oorspronkelijke bodem tot in de C-horizont verstoord. Een uitzondering hierop was boring 4, waar echter hoogstwaarschijnlijk de top van de oorspronkelijke bodem verdwenen was. De archeologische verwachting voor het plangebied wordt daarom bijgesteld naar een lage verwachting voor alle perioden. Op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek adviseert BAAC bv dat een archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.