SamenvattingOp 20 mei en 30 juni 2014 heeft aan de Hertentocht bij Kraggenburg (Noordoostpolder), ter hoogte van kavels Q110 en T46 een archeologische begeleiding plaats gevonden van de aanleg van een duurzame oever. Het onderzoek was noodzakelijk omdat hier tijdens een verkennend en karterend booronderzoek (Kerkhoven 2013) een duin was aangeboord, die overigens al bekend was (Wiggers 1955). Het booronderzoek had echter uitgewezen dat de top van het duin op circa 2,0 m –Mv ligt (circa 4,5 m –NAP) en hiermee nog net binnen het bereik van de graafwerkzaamheden valt.Het onderzoek is onder lastige condities uitgevoerd, omdat de opgravingsvlakken, die slechts 1 m breed waren, enkele centimeters boven de waterlijn in de Hertentocht lagen. Door het betreden van de vlakken zakte de bodem in en liep het onder water. Hierdoor konden de vlakken niet of nauwelijks worden opgeschaafd en moesten vondsten snel worden verzameld voordat ze weer onder water zouden verdwijnen. Hierdoor konden vondsten ook niet goed worden ingemeten.Uit de archeologische begeleiding blijkt dat ter hoogte van het duin sprake is van een nederzetting. Deze dateert vermoedelijk uit het Laat-Mesolithicum – Vroeg-Neolithicum A (6450-4900 voor Chr.). Hiervoor zijn twee argumenten. Ten eerste is er alleen bewerkt vuursteen en natuursteen gevonden. Er is geen aardewerk gevonden. Ten tweede lijkt het bewerkte vuursteen grotendeels op klingtechnologie te zijn gebaseerd, maar ontbreken typische mesolithische microlithen en is het bewerkte vuursteenmateriaal relatief groot (met een gemiddelde grootte van 3,1 cm). Dit laatste zou ook samen kunnen hangen met de relatieve nabijheid van De Voorst (hemelsbreed ca. 3,0 km noordoostelijk van het duin), een eindmorene waar vuursteen in grote getale kon worden gewonnen.Het materiaal is voor zover valt te beoordelen in secundaire context aangetroffen, namelijk in een verspoelde (duin-)zandlaag die direct op het duin rust en erosief door de Flevomeer Laag wordt afgedekt. Hieruit mag men afleiden dat de kruin van het duin tijdens de uitbreiding van het Flevomeer is verspoeld. Het verspoelde zand is tijdens dit proces ook op het veen, dat op de flanken van het duin ligt, afgezet.Het onderzoek heeft geen grondsporen opgeleverd, maar dit mag geen aanleiding zijn om te concluderen dat deze er ook niet zijn. Het onderzoek vond plaats in een circa 1 m brede strook langs de oevers van de Hertentocht, waarbij de opgravingsvlakken nagenoeg op de waterlijn van de Hertentocht lagen. De vlakken waren hierdoor maar tijdelijk betreedbaar en verdwenen deels als gevolg van betreding tijdens het werken onder water. Hierdoor konden vondsten niet worden ingemeten en nauwelijks goede waarnemingen worden gedaan. Ook het opschaven van de vlakken was nauwelijks mogelijk. Desalniettemin heeft het onderzoek waardevolle informatie opgeleverd in de vorm van een nog onbekende nederzetting. Toekomstig onderzoek moet uitwijzen wat van deze nederzetting nog is overgebleven in de vorm van intacte vondstconcentraties, grondsporen en structuren. Ook zal toekomstig onderzoek moeten uitwijzen of de datering die in deze rapportage uit het vondstmateriaal is afgeleid juist is.